Wereldreis

Op donderdag 13 april nemen we de bus naar Nagasaki. Als we gaan zitten, krijgen we via een bandje instructies. Eerst in het Japans, daarna ook in het Engels: gordels om in de bus, telefoons uit en niet praten. Dat laatste wordt in de instructiefolder gelukkig afgezwakt tot ‘niet te hard praten’, maar het blijft moeilijk, vooral voor Carien! De busreis duurt twee uur en is erg mooi. Zodra we Fukuoka uit zijn, beginnen de bergen met verschillende tinten groen en roze vlekken (bloesem). Dit blijft zo tot we Nagasaki binnenrijden.

Nagasaki is een vriendelijke stad aan zee. Vanuit onze hotelkamer hebben we uitzicht op de haven en we zitten vlakbij een groot park met opnieuw bloeiende kersenbomen. We hebben -zoals vaker in Japan- 2 hotelkamers en ze zijn niet groot. Er is gebrek aan ruimte in dit land, het grootste deel bestaat uit bergen. Wout en ik nemen beiden een kamer en een kind, we krijgen wel steeds twee kamers naast elkaar. Als ik even naar de andere kamer moet, komt Wouter Jan altijd mee. Hij leest nu deel 4 van Harry Potter en hij is toch wat bang voor Voldemort…

De eerste dag gaan we naar Dejima, een voormalig (aangelegd) eiland dat nu ligt ingesloten in de stad. Van 1641 tot ongeveer 1850 waren de Nederlanders en Chinezen de enigen die handel mochten drijven met Japan, dat zich afsloot van de rest van de wereld. De Chinezen waren verplicht in hun eigen wijk in Nagasaki te blijven, de Nederlanders mochten Dejima niet verlaten (met uitzondering van een jaarlijks bezoek aan de keizer). Nu is het eiland een openluchtmuseum waar je de verblijven, de opslagruimtes en de tuin kunt bekijken. Twee keer per jaar, in de zomer, kwam er een VOC-schip met goederen, verder zaten de ongeveer 20 Nederlanders zo goed als alleen op het eiland met hun Japanse tolken en courtisanes. Wout en ik hebben 'The Thousand Autumns of Jacob de Zoet' van David Mitchell gelezen, een roman over een Nederlandse klerk die een aantal jaren op Dejima verblijft, en het is geweldig om er nu rond te lopen en alles met eigen ogen te zien.

’s Middags gaan we naar het park, waar het vol zit met picknickende Japanners én westerlingen. Nagasaki was vroeger voor Japan de poort naar de rest van de wereld en heeft die reputatie nog steeds. Dit kun je ook merken aan de verschillende soorten restaurants die hier zijn. We eten Chinees, Frans, Italiaans en Indiaas.

Omdat papa/opa vandaag naar het ziekenhuis moet voor de uitslag van een belangrijke scan, willen we een kaarsje branden. Nagasaki heeft opvallend veel kerken, invloed van de Portugezen die vóór de Nederlanders in de stad zaten (maar weg werden gestuurd vanwege hun bekeringsdrift). Een meneer heet ons in het Engels welkom in de kerk en we schuiven in de bankjes. Omdat er geen kaarsjes zijn, doen Wouter Jan, Carien en ik een gebedje. Het is vandaag Goede Vrijdag en daarom wordt er in de kerk een opera getoond op een scherm, een soort Japanse Mattheus Passion. Het emotioneert me een beetje, waarschijnlijk vanwege de spanning om papa, maar misschien ook wel om in een kerk te zitten zo ver van huis. Het wordt steeds drukker en voor de dienst begint, glippen we de kerk weer uit. Als we terugkomen in het hotel is er gelukkig goed nieuws van papa en mama.

Nagasaki is natuurlijk vooral bekend als de stad waar op 9 augustus 1945 de tweede atoombom viel. Op zaterdag bezoeken we het Nagasaki Atomic Bomb Museum waar we lezen dat een derde van de inwoners omkwam toen de bom viel. Het merendeel vrouwen, kinderen en ouderen, de mannen waren in de oorlog. Nog eens 75.000 mensen stierven daarna aan de gevolgen van de atoombom. In het museum zien we een klok die stil is blijven staan om 11.02 uur (de tijd van de explosie), gesmolten dakpannen en gruwelijke foto’s. Drie jaar geleden hebben we in Hiroshima ook het museum bezocht en net als daar is de boodschap van het museum duidelijk: we moeten streven naar een kernwapenvrije wereld.

Op onze laatste dag in Nagasaki pakken we de tram naar een grote tempel aan de rand van de stad. Hij ligt op een heuvel en we moeten een paar trappen op klimmen naar de ingang. Carien en Wouter Jan weten nog goed wat ze moeten doen van drie jaar geleden: eerst handen (en eigenlijk ook mond) spoelen met water bij de ingang. Bij het altaar staat een bak waar ze muntjes in mogen gooien, daarna twee keer buigen en twee keer in hun handen klappen om de goden te wekken en dan nog een keer buigen ter afscheid.

Als we het tempelcomplex verlaten, komen we in een soort mini-dierentuin terecht met apen, een das, stokstaartjes en kinderboerderijdieren. De stokstaartjes kunnen gevoerd worden: je gooit 100 yen (€ 0,85) in een automaat (er zijn automaten voor alles in Japan!) en dan rolt er een plastic balletje uit gevuld met levende maden. Je opent het balletje, plukt er met een pincet een made uit en laat die in een buis vallen die uitkomt in het hok van de stokstaartjes. Aan de ene kant gruwelen Wouter Jan en Carien van de maden, maar toch is de wens om de stokstaartjes eten te geven groter en ze voeren ze – af en toe gillend- de larven.

We gaan ook nog even naar binnen bij een Chinese Zen tempel en tuin en daarna lopen we langs de rivier en de vele bruggen waar Nagasaki om bekend staat, terug naar het hotel. Het is 25°C dus we halen de voetbal op en blijven de rest van de middag in het park.

Als je in de Japanse steden op straat loopt, is er op het eerste gezicht weinig moois te zien. Bijna alle Japanse steden zijn zwaar gebombardeerd tijdens de Tweede Wereldoorlog, vaak met brandbommen, dus veel oude houten huizen zijn toen vernietigd. De gebouwen die er voor in de plaats zijn gekomen, zijn bijna allemaal lelijk: grijs, bruin en beige van kleur, rechte fantasieloze hoogbouw.
Bovendien hangen de elektriciteitsdraden hier bovengronds, wat een wirwar van snoeren en palen tot gevolg heeft. Maar de gebouwen staan in groot contrast met wat je verder ziet in Japan: de mooie tempels en tuinen, de manier waarop de winkeliers hun koopwaar tonen (in prachtige doosjes of papiertjes en altijd netjes geordend), de mooi beschilderde doeken die boven de ingang van restaurants en winkels hangen en ook de kleding van de Japanners. Het is dat we het allemaal nog drie maanden mee moeten sjouwen in onze rugzakken, anders zouden we zoveel kopen!

Grappige dingen die we hebben gezien in Nagasaki: de buschauffeur buigt naar zijn passagiers voor hij de bus start en ook in het winkelcentrum draait een verkoopster zich om, met haar gezicht naar de winkel, en buigt, voor ze in de personeelsruimte verdwijnt. En waar we allemaal erg om moesten lachen: toen ik Wouter Jan de fles water aangaf omdat hij wilde drinken, boog hij ook naar mij. Hij is er al helemaal aan gewend!

sasenwout

44 chapters

Nagasaki, Japan

April 16, 2017

|

Nagasaki

Op donderdag 13 april nemen we de bus naar Nagasaki. Als we gaan zitten, krijgen we via een bandje instructies. Eerst in het Japans, daarna ook in het Engels: gordels om in de bus, telefoons uit en niet praten. Dat laatste wordt in de instructiefolder gelukkig afgezwakt tot ‘niet te hard praten’, maar het blijft moeilijk, vooral voor Carien! De busreis duurt twee uur en is erg mooi. Zodra we Fukuoka uit zijn, beginnen de bergen met verschillende tinten groen en roze vlekken (bloesem). Dit blijft zo tot we Nagasaki binnenrijden.

Nagasaki is een vriendelijke stad aan zee. Vanuit onze hotelkamer hebben we uitzicht op de haven en we zitten vlakbij een groot park met opnieuw bloeiende kersenbomen. We hebben -zoals vaker in Japan- 2 hotelkamers en ze zijn niet groot. Er is gebrek aan ruimte in dit land, het grootste deel bestaat uit bergen. Wout en ik nemen beiden een kamer en een kind, we krijgen wel steeds twee kamers naast elkaar. Als ik even naar de andere kamer moet, komt Wouter Jan altijd mee. Hij leest nu deel 4 van Harry Potter en hij is toch wat bang voor Voldemort…

De eerste dag gaan we naar Dejima, een voormalig (aangelegd) eiland dat nu ligt ingesloten in de stad. Van 1641 tot ongeveer 1850 waren de Nederlanders en Chinezen de enigen die handel mochten drijven met Japan, dat zich afsloot van de rest van de wereld. De Chinezen waren verplicht in hun eigen wijk in Nagasaki te blijven, de Nederlanders mochten Dejima niet verlaten (met uitzondering van een jaarlijks bezoek aan de keizer). Nu is het eiland een openluchtmuseum waar je de verblijven, de opslagruimtes en de tuin kunt bekijken. Twee keer per jaar, in de zomer, kwam er een VOC-schip met goederen, verder zaten de ongeveer 20 Nederlanders zo goed als alleen op het eiland met hun Japanse tolken en courtisanes. Wout en ik hebben 'The Thousand Autumns of Jacob de Zoet' van David Mitchell gelezen, een roman over een Nederlandse klerk die een aantal jaren op Dejima verblijft, en het is geweldig om er nu rond te lopen en alles met eigen ogen te zien.

’s Middags gaan we naar het park, waar het vol zit met picknickende Japanners én westerlingen. Nagasaki was vroeger voor Japan de poort naar de rest van de wereld en heeft die reputatie nog steeds. Dit kun je ook merken aan de verschillende soorten restaurants die hier zijn. We eten Chinees, Frans, Italiaans en Indiaas.

Omdat papa/opa vandaag naar het ziekenhuis moet voor de uitslag van een belangrijke scan, willen we een kaarsje branden. Nagasaki heeft opvallend veel kerken, invloed van de Portugezen die vóór de Nederlanders in de stad zaten (maar weg werden gestuurd vanwege hun bekeringsdrift). Een meneer heet ons in het Engels welkom in de kerk en we schuiven in de bankjes. Omdat er geen kaarsjes zijn, doen Wouter Jan, Carien en ik een gebedje. Het is vandaag Goede Vrijdag en daarom wordt er in de kerk een opera getoond op een scherm, een soort Japanse Mattheus Passion. Het emotioneert me een beetje, waarschijnlijk vanwege de spanning om papa, maar misschien ook wel om in een kerk te zitten zo ver van huis. Het wordt steeds drukker en voor de dienst begint, glippen we de kerk weer uit. Als we terugkomen in het hotel is er gelukkig goed nieuws van papa en mama.

Nagasaki is natuurlijk vooral bekend als de stad waar op 9 augustus 1945 de tweede atoombom viel. Op zaterdag bezoeken we het Nagasaki Atomic Bomb Museum waar we lezen dat een derde van de inwoners omkwam toen de bom viel. Het merendeel vrouwen, kinderen en ouderen, de mannen waren in de oorlog. Nog eens 75.000 mensen stierven daarna aan de gevolgen van de atoombom. In het museum zien we een klok die stil is blijven staan om 11.02 uur (de tijd van de explosie), gesmolten dakpannen en gruwelijke foto’s. Drie jaar geleden hebben we in Hiroshima ook het museum bezocht en net als daar is de boodschap van het museum duidelijk: we moeten streven naar een kernwapenvrije wereld.

Op onze laatste dag in Nagasaki pakken we de tram naar een grote tempel aan de rand van de stad. Hij ligt op een heuvel en we moeten een paar trappen op klimmen naar de ingang. Carien en Wouter Jan weten nog goed wat ze moeten doen van drie jaar geleden: eerst handen (en eigenlijk ook mond) spoelen met water bij de ingang. Bij het altaar staat een bak waar ze muntjes in mogen gooien, daarna twee keer buigen en twee keer in hun handen klappen om de goden te wekken en dan nog een keer buigen ter afscheid.

Als we het tempelcomplex verlaten, komen we in een soort mini-dierentuin terecht met apen, een das, stokstaartjes en kinderboerderijdieren. De stokstaartjes kunnen gevoerd worden: je gooit 100 yen (€ 0,85) in een automaat (er zijn automaten voor alles in Japan!) en dan rolt er een plastic balletje uit gevuld met levende maden. Je opent het balletje, plukt er met een pincet een made uit en laat die in een buis vallen die uitkomt in het hok van de stokstaartjes. Aan de ene kant gruwelen Wouter Jan en Carien van de maden, maar toch is de wens om de stokstaartjes eten te geven groter en ze voeren ze – af en toe gillend- de larven.

We gaan ook nog even naar binnen bij een Chinese Zen tempel en tuin en daarna lopen we langs de rivier en de vele bruggen waar Nagasaki om bekend staat, terug naar het hotel. Het is 25°C dus we halen de voetbal op en blijven de rest van de middag in het park.

Als je in de Japanse steden op straat loopt, is er op het eerste gezicht weinig moois te zien. Bijna alle Japanse steden zijn zwaar gebombardeerd tijdens de Tweede Wereldoorlog, vaak met brandbommen, dus veel oude houten huizen zijn toen vernietigd. De gebouwen die er voor in de plaats zijn gekomen, zijn bijna allemaal lelijk: grijs, bruin en beige van kleur, rechte fantasieloze hoogbouw.
Bovendien hangen de elektriciteitsdraden hier bovengronds, wat een wirwar van snoeren en palen tot gevolg heeft. Maar de gebouwen staan in groot contrast met wat je verder ziet in Japan: de mooie tempels en tuinen, de manier waarop de winkeliers hun koopwaar tonen (in prachtige doosjes of papiertjes en altijd netjes geordend), de mooi beschilderde doeken die boven de ingang van restaurants en winkels hangen en ook de kleding van de Japanners. Het is dat we het allemaal nog drie maanden mee moeten sjouwen in onze rugzakken, anders zouden we zoveel kopen!

Grappige dingen die we hebben gezien in Nagasaki: de buschauffeur buigt naar zijn passagiers voor hij de bus start en ook in het winkelcentrum draait een verkoopster zich om, met haar gezicht naar de winkel, en buigt, voor ze in de personeelsruimte verdwijnt. En waar we allemaal erg om moesten lachen: toen ik Wouter Jan de fles water aangaf omdat hij wilde drinken, boog hij ook naar mij. Hij is er al helemaal aan gewend!

Contact:
download from App storedownload from Google play

© 2024 Travel Diaries. All rights reserved.