Wereldreis

Op 15 mei verlaten we Kyoto en nemen de bus naar de Japanse Alpen. Het duurt even voor we de drukke stad uit zijn en er zijn wegwerkzaamheden dus de rit duurt wat langer dan gepland: ongeveer 5 uur. Maar gelukkig houden de Japanse buschauffeurs zich netjes aan de regels en stoppen ze om de twee uur (of zelfs minder) voor een korte pauze zodat we even de bus uit kunnen. Dat was in Maleisië wel anders! We rijden de bergen in en zien uiteindelijk besneeuwde bergtoppen: de Alpen. In Takayama hebben we een appartement niet ver van het station. Na alle piepkleine hotelkamers en dito bedden is het heerlijk om een appartement te hebben. We hebben een woonkamer en keuken, een badkamer en twee slaapkamers. Wouter Jan en Carien zijn zo blij! En ons uitzicht is ook fantastisch. We kijken uit op Kokubun-ji: tempelgebouwen uit de 16e eeuw en de oudste van Takayama, waaronder een pagode van drie verdiepingen.

Op dinsdag wandelen we door het oude centrum van het kleine stadje (Takayama heeft zo’n 90.000 inwoners). We lopen over de ochtendmarkt langs de rivier, waar

sasenwout

44 chapters

Takayama, Japanse Alpen

May 16, 2017

|

Takayama

Op 15 mei verlaten we Kyoto en nemen de bus naar de Japanse Alpen. Het duurt even voor we de drukke stad uit zijn en er zijn wegwerkzaamheden dus de rit duurt wat langer dan gepland: ongeveer 5 uur. Maar gelukkig houden de Japanse buschauffeurs zich netjes aan de regels en stoppen ze om de twee uur (of zelfs minder) voor een korte pauze zodat we even de bus uit kunnen. Dat was in Maleisië wel anders! We rijden de bergen in en zien uiteindelijk besneeuwde bergtoppen: de Alpen. In Takayama hebben we een appartement niet ver van het station. Na alle piepkleine hotelkamers en dito bedden is het heerlijk om een appartement te hebben. We hebben een woonkamer en keuken, een badkamer en twee slaapkamers. Wouter Jan en Carien zijn zo blij! En ons uitzicht is ook fantastisch. We kijken uit op Kokubun-ji: tempelgebouwen uit de 16e eeuw en de oudste van Takayama, waaronder een pagode van drie verdiepingen.

Op dinsdag wandelen we door het oude centrum van het kleine stadje (Takayama heeft zo’n 90.000 inwoners). We lopen over de ochtendmarkt langs de rivier, waar

allerlei lokale producten worden verkocht. De weg gaat omhoog en op de top hebben we een mooi uitzicht op de hoge bergen (3000 m) in de verte, met flink wat sneeuw zo te zien. In het parkje op de top is een schoolklas aan het spelen. Het is een lente picknick, vertelt de juf ons in gebrekkig Engels. De kinderen dragen blauwe shirts en korte broeken en allemaal een gele pet. Dat hebben we al vaker gezien bij klassen in een park of op schoolreis. Zo zijn ze goed te zien en te onderscheiden van andere kinderen. Carien is natuurlijk weer erg geïnteresseerd en zet haar gele hoed op. Ze heeft toevallig een donkerblauwe jurk aan dus ze kan zo meedoen. En dat doet ze ook. Ze loopt heen en weer om een plastic zakje te vullen met water en dat leeg te gooien in de zandbak waar andere kinderen een toren hebben gebouwd. De juf vraagt haar hoe ze heet en hoe oud ze is en vertelt dan verbaasd aan de andere kinderen dat Carien zes jaar is. De leerlingen zijn zeven of acht jaar oud, maar ongeveer net zo groot of kleiner dan Carien. Ze kunnen bijna niet geloven dat zij jonger is. Het laatste deel van de wandeling gaat weer door Takayama, langs goed bewaard gebleven oude houten huizen en een mooi kanaaltje.

’s Avonds gaan we op zoek naar een Italiaans restaurantje dat volgens de kaart vlakbij ons appartement moet zijn. We lopen door

de straat waar het moet zijn, maar zien niks. Als we de kaart nog een keer goed bestuderen, stappen een oud meneertje en een mevrouw op ons af om te vragen waar we naartoe willen. We noemen de naam van het restaurant en laten de kaart zien. Ze bekijken hem aandachtig en Wout laat zien waar we nu zijn en waar we naar op weg zijn. Na een paar minuten loopt de meneer een klein palingrestaurantje binnen en komt even later terug met de (waarschijnlijk) eigenaar en zijn vrouw. Ook die spreken nauwelijks Engels, maar de man lijkt wel te weten waar het restaurant is. Hij wijst een kant op, gebaart dat we moeten wachten en komt even later aanrijden in zijn auto. Hij gaat ons brengen, Japanse behulpzaamheid. We stappen in en de meneer rijdt onder het station door, steeds verder rechtdoor. Kennelijk is het restaurant verhuisd. We zijn al een flink eind weg van ons appartement, maar we willen niet ondankbaar zijn door te zeggen dat het niet hoeft als het zo ver weg is. Bovendien weten we niet hóe we dat moeten zeggen. De man spreekt zo goed als geen Engels en Wout weet inmiddels wel wat Japanse woorden, maar zich uit deze situatie redden is nog te moeilijk. Dit wordt zeker een half uur teruglopen na het eten. Eindelijk zien we het restaurantje, maar het is gesloten! De meneer vraagt of we dan weer mee terug willen rijden en dat willen we zeker. Stiekem zijn we opgelucht dat het dicht is en we niet het hele eind terug hoeven te lopen met de kinderen. Carien en Wouter Jan vinden het zo sneu voor de meneer dat ze samen besluiten dat we dan maar in zijn palingrestaurantje moeten gaan eten, ook al lusten ze eigenlijk geen paling. Maar Wout heeft verteld dat we naast de Kokubun-ji logeren en de meneer zet ons daar voor de poort af. Zo vriendelijk! We bedanken hem uitgebreid en buigen zoals het hoort, de kinderen buigen heel diep. Ze vinden het zo aardig wat hij voor ons doet.

Als we dan vlakbij een ander Italiaans restaurantje vinden, eten we daar wat. Misschien kunnen we op een andere avond het palingrestaurantje nog terugvinden!

Wout vertelt tijdens het eten iets wat hij thuis in een boekje had gelezen over Japanners die naar Nederland zijn geëmigreerd. Eén van de (vele) dingen waar ze aan moeten wennen, is de Nederlandse behulpzaamheid – of liever het gebrek daaraan. Als je in Nederland aan iemand de weg vraagt, zal die persoon wijzen waar je naartoe moet maar bijna nooit met je meelopen. Hier in Japan is dat maar onbeleefd. We hebben al een paar keer meegemaakt dat iemand met ons meeliep naar de plek waar we moesten zijn: naar ons hotel, de juiste kaartjesautomaat voor de trein, de informatiebalie. En vanavond werden we dus zelfs met de auto naar het restaurant gebracht.

De volgende dag huren we vier fietsen en rijden Takayama uit. We moeten op onze trappers staan om de berg op te komen (10% helling) en parkeren onze fietsen bij een openluchtmuseum, Hida Folk Village. Daar staan houten boerderijen van vroeger uit deze regio. Omdat hier in de winter veel sneeuw valt, hadden de huizen overhangende daken van dik stro. Midden in de woonkamers is er een haard verzonken in de vloer. De kamers kunnen van elkaar gescheiden worden door houten of papieren schuifdeuren. Ook zijn er oude gebruiksvoorwerpen tentoongesteld,

zoals sleeën om vracht te vervoeren, enorme zagen en bijlen van timmermannen, spinnewielen en ploegen om het land te bewerken. Het zijn geweldige boerderijen maar we moeten er niet aan denken om in zo’n huis te wonen als er buiten twee meter sneeuw ligt en je alleen een haard hebt als verwarming. Bovendien zitten hier in de bergen beren (er staat een waarschuwingsbordje bij de rand van het park, waar het bos begint, en ook een voor slangen) en wilde zwijnen. In het openluchtmuseum worden ook dingen uitgelegd die we nu nog tegenkomen in Japan. We zagen bijvoorbeeld al een paar keer een soort grote ragebol hangen voor een deur. Die bollen, lezen we nu, heten sugidama’s en zijn gemaakt van de naalden van cederbomen. Ze worden opgehangen voor de deur van een sakébrouwerij om te laten weten dat de nieuwe saké klaar is.

Onze laatste dag in Takayama komt wat ons betreft te vroeg. We vinden het appartement zo fijn en de stad zo mooi en prettig. Vandaag maken we de Higashiyama wandeling (6 kilometer) door het oude deel van het stadje en langs de randen ervan. Aan de oostkant van de stad ligt een reeks tempels, waarvan de oudste dateert uit de achtste eeuw. Direct achter de tempels begint het bos met hoge cederbomen en bij sommige tempels liggen begraafplaatsen. We dwalen er wat rond, het is er stil en prachtig

met die oude grafstenen op de beboste heuvels. Ook hier waarschuwingsbordjes voor beren. We komen twee Japanse wandelaars tegen die allebei een belletje aan hun kleding hebben bevestigd. Vermoedelijk om beren af te schrikken, dus het is blijkbaar geen grap. Wouter Jan heeft in het tijdschrift van het WNF gelezen over dieren in Japan en daarin stond dat de beren hier groter zijn dan normale bruine beren, maar gelukkig komen we er geen tegen! Het laatste stuk van de wandeling voert door het oude centrum van Takayama. Smalle straatjes met houten huizen, gootjes om het water uit de bergen af te voeren, restaurantjes met noedels, tempura en saké en winkeltjes waar houtsnijwerk en Japans lakwerk wordt verkocht. De kinderen lopen goed. Aan het begin van de reis wilde vooral Carien nog wel eens mopperen als we gingen wandelen, maar inmiddels loopt ze makkelijk acht kilometer heuvel op, heuvel af.

’s Avonds maken we de Indiër bij ons in de straat blij door voor de tweede keer in zijn restaurant curry met naanbrood en lassi’s te komen eten.

Contact:
download from App storedownload from Google play

© 2024 Travel Diaries. All rights reserved.