We verhuizen een klein stukje, van het strand van Batu Ferringhi naar de stad George Town. We slapen in een prachtige 18e eeuwse mansion. Het lijkt op het oude huis dat we hebben bezocht in China Town in Melaka, met zijn grote kamers, houten balken en luiken en binnenplaatsen. Ons hotel staat in Little India en zodra we de deur uitgaan, horen we Bollywoodmuziek en ruiken we Indiase kruiden.

We maken een wandeling door de stad waarbij we op zoek gaan naar muurschilderingen; street art is erg populair in George Town. Ook krijgen we een rondleiding in de beroemde Blue Mansion, gebouwd door de steenrijke Chinese zakenman Cheong Fatt Tze, waar opa en oma en Marie en Jos sliepen tijdens hun rondreis door Maleisië. Daarna gaan we kijken bij de ‘clan jetties’. Eind 18e, begin 19e eeuw was George Town een belangrijke haven die veel immigranten uit o.a. China trok. Die vestigden zich in drijvende en op palen gebouwde huisjes langs de kade. Elke familie, of clan, had zijn eigen pier en nog steeds wonen er mensen in dit -nu armoedige- deel van de stad. We lopen een paar van de pieren af en eten er een ijsje. We vinden George Town een heel leuke stad, de leukste van Maleisië tot nu toe! Het is levendig en hip en er is veel te zien en te beleven.

Op 10 maart halen we in het centrum van de stad onze huurauto op. Links rijden had ik al eerder gedaan in Japan en niet zo lang geleden nog in Zuid-Afrika, maar het is toch altijd weer even wennen in een ander land. Ik zet een paar keer de ruitenwissers aan in plaats van mijn knipperlicht, en het is goed opletten om geen brommertjes op je motorkap te krijgen, maar als we eenmaal de stad uit zijn, gaat het prima. We maken een stop bij de Botanische tuinen maar omdat die een beetje tegenvallen, rijden we al snel door naar Ipoh.