We werden wakker in het vissershuisje in de ruige, geïsoleerde baai van het eiland Salina. Vandaag gaan we weer een nieuw eiland ontdekken in de Eolische archipel. Nadat we boottickets gekocht hadden, liepen we naar een barretje op het strand waar we een ‘panini’ aten in de schaduw. Zelfs in de vroege ochtend kon je niet met je blote voeten over de zwarte kiezels lopen, die als de zon erop scheen veranderden in hete kolen. Ik kreeg een melding op mijn mobiel van een weer-app met de tekst ‘let op, hinder door extreme hitte vandaag’. Rond tien uur meerde de hovercraft boot aan waar we in een heerlijke airco ruimte op de zachte lederen blauwe stoelen ploften. Op naar Panarea!
De tocht duurde lang omdat we langs verschillende eilanden tussenstops maakten. Na ongeveer twee uur kwamen we aan op het kleinste Eolische eiland: Panarea, wat ‘onsamenhangend, niet met elkaar verbonden’ betekend. Dit komt doordat het eiland een overblijfsel is van een eeuwenoude vulkaan, die ooit een gigantische uitbarsting heeft gehad waardoor de rest van het eiland onderwater is verdwenen. Er zijn nog verschillende indrukwekkende rotsblokken te vinden in zee, die ‘de mieren’ worden genoemd. Op dit idyllische eilandje kon je nog geen vijftig jaar geleden een huis kopen voor slechts tweehonderd euro en was hier nog geen elektriciteit en waterleiding. Het eiland had geen wegen die voor auto’s begaanbaar waren en vissers visten nog om hun familie te kunnen onderhouden. Kunstenaars trokken zich terug op dit die vierkante kilometer ongerepte pareltje en aanschouwen ‘s avonds onder de sterrenhemel het vuurspuwende spektakel van de Stromboli vulkaan aan de horizon.
Wegen zijn er nog steeds niet op dit idyllische eiland, maar wel kronkelende paadjes langs witgekalkte huisjes (wat maandelijks wordt bijgehouden). Tijdens de pandemie was dit eiland ‘Corona vrij’ en compleet afgesloten van de buitenwereld. De driehonderd bewoners hadden intussen hun schaapjes op het droge, dus vonden het niet zo erg dat het toerisme tijdelijk plat lag. Tegenwoordig is dit een paradijs voor de ‘rich and famous’. Multimiljonairs en biljonairs, zoals Jeff Bezos, liggen met megajachten voor de kust en laten zich met een speedboot of per helikopter naar het eiland brengen voor een avondje uit. Het doet mij een beetje denken aan Ibiza, maar dan een kleine, Italiaanse versie.
We meerden met de Ferry aan in het haventje van Panarea. Het was snikheet. Ik bekeek de locatie van het hotel op mijn mobiel, die aangaf dat het ergens op een berg lag aan de andere kant van het eiland. Hijgend sjouwden we onze koffers over witgekalkte trappen, maar mijn gevoel zei dat het niet klopte. Joost liep terug naar de haven en vond een taxi, dat leek op een omgebouwd golfkarretje, die ons door de smalle straten naar het hotel kon brengen. We twijfelen geen moment en stapten bezweet achterin. Na nog geen minuut kwamen we aan bij ons hotel en mochten we welgeteld tien euro (!!) overhandigen. Ik dacht dat ik alleen in Thailand opgelicht kon worden maar hier voelde ik mij ook aardig genaaid. Ach ja, weten we dat ook weer. We liepen door het restaurant naar de receptie, waar een vriendelijke vrouw achter de balie stond die geen woord Engels sprak. Nadat we waren ingecheckt wandelden we door een mediterraanse binnentuin naar onze kamer, waar we de komende twee nachten zouden verblijven. De airco stond ingesteld op tweeëntwintig graden, maar vergeleken met buiten leek dit wel een vriescel. Wat ik overigens niet erg vond. We maakten onze strandtas klaar en liepen midden op de dag over de heuvelachtige straatjes, waar we zo nu en dan moesten uitwijken voor een taxi. Zelfs de politie reed in zo’n omgebouwd golfkarretje, dat er erg komisch uitzag. Na een wandeling van twintig minuten kwamen we aan in een afgelegen baai met goudkleurig zand. Één van de weinige zandstranden van de archipel, of misschien zelfs wel het enige. Het strand werd overspoeld door jonge vrouwen die hier en daar wat aan zichzelf hadden laten doen, mannen in strakke Speedo’s, dagjesmensen met tassen vol gekochte overprijsde souvenirs en gebruinde pensionado’s met witte hoedjes en grote zonnebrillen op. We gooiden onze handdoek op het strand en namen daarna een duik in zee. Het was hier zien en gezien worden. In de baai dobberden luxueuze jachten en catamarans. Na een tijdje keek ik op van mijn boek en zag ik dat het halve strand leeg was. Het werd al laat en de dagjesmensen vertrokken, waardoor daarna het eiland aanvoelde als een oase van rust. We pakten onze tas weer in en keerden terug naar het hotel.
Na een lauwwarme douche voelde ik mij weer als herboren. We kleedden ons aan in beigekleurige tinten en ik haalde voor de gelegenheid mijn chique zwarte Prada hakken tevoorschijn waar ik na een paar minuten al spijt van had dat ik ze had meegenomen, omdat de straten hier bestaan uit hobbelige stenen. Ik stopte ze gelijk weer terug in m’n koffer waar ze waarschijnlijk de rest van de vakantie niet meer uit zouden komen. Ik deed voor de eerste keer sinds een week tijd make-up op en spoot een paar keer parfum op m’n hals. Ready!
Rond acht uur wandelden we het kleine, bruisende centrum in. Dat eigenlijk alleen bestond uit een pier met daarachter restaurants, rooftop bars en boetiekjes. Er was alleen maar laagbouw te vinden op het eiland en de huizen en villa’s achter de haven en in de bergen waren, net als de rest van de gebouwen, allemaal mooi witgekalkt en versiert met wondermooie bougainville’s en blauw gekleurde luikjes. Nadat we verschillende winkels in waren gelopen zag ik in een boetiekje een prachtige bohemien ‘Ibiza stijl’ jurk van een onbekend merk, in zomerse kleuren. Ik wilde het passen, maar toen het prijskaartje met daarop €1360,- bekeek, hing ik het snel weer terug. Op een heuvel aan de rand van het centrum zag ik een wit dakterras waar het er gezellig druk uitzag. We liepen de witgeschilderde stenen trappen op en kwamen uit bij een trendy rooftop cocktailbar ‘La Raya’ waar heerlijke lounge muziek op de achtergrond klonk. De bediening had een mooi plekje voor ons gevonden met een fantastisch uitzicht over het centrum met in de verte de vulkaan Stromboli, waar regelmatig een rookpluim uit kwam. We bestelden fruitige cocktails en kregen daarbij een plank met huisgemaakte hapjes, zoals een ‘arancina alla Norma’, een gefrituurde risottobal met aubergine en ricotta. Het gelijknamige hotel daaronder opende in 1960 haar deuren, nadat de eigenaars, een kunstenaarsechtpaar regelmatig gasten te logeren kregen en die herbergde in huisjes in hun tuin. Geleidelijk aan besloten ze meer te bouwen en een hotel te openen. Tegenwoordig overnachten hier jetsetters die diep in hun buidel mogen tasten, maar ja, dan verblijf je wel in ‘La Raya’. Na een paar cocktails en hapjes wandelden we in het donker, onder de sterrenhemel terug naar ons hotel, waar we nog een pizza deelden. Daarna liepen we via de bloementuin naar onze kamer en vielen we in slaap.
Melanie Driessen
14 chapters
22 Jun 2022
June 26, 2022
|
Panarea
We werden wakker in het vissershuisje in de ruige, geïsoleerde baai van het eiland Salina. Vandaag gaan we weer een nieuw eiland ontdekken in de Eolische archipel. Nadat we boottickets gekocht hadden, liepen we naar een barretje op het strand waar we een ‘panini’ aten in de schaduw. Zelfs in de vroege ochtend kon je niet met je blote voeten over de zwarte kiezels lopen, die als de zon erop scheen veranderden in hete kolen. Ik kreeg een melding op mijn mobiel van een weer-app met de tekst ‘let op, hinder door extreme hitte vandaag’. Rond tien uur meerde de hovercraft boot aan waar we in een heerlijke airco ruimte op de zachte lederen blauwe stoelen ploften. Op naar Panarea!
De tocht duurde lang omdat we langs verschillende eilanden tussenstops maakten. Na ongeveer twee uur kwamen we aan op het kleinste Eolische eiland: Panarea, wat ‘onsamenhangend, niet met elkaar verbonden’ betekend. Dit komt doordat het eiland een overblijfsel is van een eeuwenoude vulkaan, die ooit een gigantische uitbarsting heeft gehad waardoor de rest van het eiland onderwater is verdwenen. Er zijn nog verschillende indrukwekkende rotsblokken te vinden in zee, die ‘de mieren’ worden genoemd. Op dit idyllische eilandje kon je nog geen vijftig jaar geleden een huis kopen voor slechts tweehonderd euro en was hier nog geen elektriciteit en waterleiding. Het eiland had geen wegen die voor auto’s begaanbaar waren en vissers visten nog om hun familie te kunnen onderhouden. Kunstenaars trokken zich terug op dit die vierkante kilometer ongerepte pareltje en aanschouwen ‘s avonds onder de sterrenhemel het vuurspuwende spektakel van de Stromboli vulkaan aan de horizon.
Wegen zijn er nog steeds niet op dit idyllische eiland, maar wel kronkelende paadjes langs witgekalkte huisjes (wat maandelijks wordt bijgehouden). Tijdens de pandemie was dit eiland ‘Corona vrij’ en compleet afgesloten van de buitenwereld. De driehonderd bewoners hadden intussen hun schaapjes op het droge, dus vonden het niet zo erg dat het toerisme tijdelijk plat lag. Tegenwoordig is dit een paradijs voor de ‘rich and famous’. Multimiljonairs en biljonairs, zoals Jeff Bezos, liggen met megajachten voor de kust en laten zich met een speedboot of per helikopter naar het eiland brengen voor een avondje uit. Het doet mij een beetje denken aan Ibiza, maar dan een kleine, Italiaanse versie.
We meerden met de Ferry aan in het haventje van Panarea. Het was snikheet. Ik bekeek de locatie van het hotel op mijn mobiel, die aangaf dat het ergens op een berg lag aan de andere kant van het eiland. Hijgend sjouwden we onze koffers over witgekalkte trappen, maar mijn gevoel zei dat het niet klopte. Joost liep terug naar de haven en vond een taxi, dat leek op een omgebouwd golfkarretje, die ons door de smalle straten naar het hotel kon brengen. We twijfelen geen moment en stapten bezweet achterin. Na nog geen minuut kwamen we aan bij ons hotel en mochten we welgeteld tien euro (!!) overhandigen. Ik dacht dat ik alleen in Thailand opgelicht kon worden maar hier voelde ik mij ook aardig genaaid. Ach ja, weten we dat ook weer. We liepen door het restaurant naar de receptie, waar een vriendelijke vrouw achter de balie stond die geen woord Engels sprak. Nadat we waren ingecheckt wandelden we door een mediterraanse binnentuin naar onze kamer, waar we de komende twee nachten zouden verblijven. De airco stond ingesteld op tweeëntwintig graden, maar vergeleken met buiten leek dit wel een vriescel. Wat ik overigens niet erg vond. We maakten onze strandtas klaar en liepen midden op de dag over de heuvelachtige straatjes, waar we zo nu en dan moesten uitwijken voor een taxi. Zelfs de politie reed in zo’n omgebouwd golfkarretje, dat er erg komisch uitzag. Na een wandeling van twintig minuten kwamen we aan in een afgelegen baai met goudkleurig zand. Één van de weinige zandstranden van de archipel, of misschien zelfs wel het enige. Het strand werd overspoeld door jonge vrouwen die hier en daar wat aan zichzelf hadden laten doen, mannen in strakke Speedo’s, dagjesmensen met tassen vol gekochte overprijsde souvenirs en gebruinde pensionado’s met witte hoedjes en grote zonnebrillen op. We gooiden onze handdoek op het strand en namen daarna een duik in zee. Het was hier zien en gezien worden. In de baai dobberden luxueuze jachten en catamarans. Na een tijdje keek ik op van mijn boek en zag ik dat het halve strand leeg was. Het werd al laat en de dagjesmensen vertrokken, waardoor daarna het eiland aanvoelde als een oase van rust. We pakten onze tas weer in en keerden terug naar het hotel.
Na een lauwwarme douche voelde ik mij weer als herboren. We kleedden ons aan in beigekleurige tinten en ik haalde voor de gelegenheid mijn chique zwarte Prada hakken tevoorschijn waar ik na een paar minuten al spijt van had dat ik ze had meegenomen, omdat de straten hier bestaan uit hobbelige stenen. Ik stopte ze gelijk weer terug in m’n koffer waar ze waarschijnlijk de rest van de vakantie niet meer uit zouden komen. Ik deed voor de eerste keer sinds een week tijd make-up op en spoot een paar keer parfum op m’n hals. Ready!
Rond acht uur wandelden we het kleine, bruisende centrum in. Dat eigenlijk alleen bestond uit een pier met daarachter restaurants, rooftop bars en boetiekjes. Er was alleen maar laagbouw te vinden op het eiland en de huizen en villa’s achter de haven en in de bergen waren, net als de rest van de gebouwen, allemaal mooi witgekalkt en versiert met wondermooie bougainville’s en blauw gekleurde luikjes. Nadat we verschillende winkels in waren gelopen zag ik in een boetiekje een prachtige bohemien ‘Ibiza stijl’ jurk van een onbekend merk, in zomerse kleuren. Ik wilde het passen, maar toen het prijskaartje met daarop €1360,- bekeek, hing ik het snel weer terug. Op een heuvel aan de rand van het centrum zag ik een wit dakterras waar het er gezellig druk uitzag. We liepen de witgeschilderde stenen trappen op en kwamen uit bij een trendy rooftop cocktailbar ‘La Raya’ waar heerlijke lounge muziek op de achtergrond klonk. De bediening had een mooi plekje voor ons gevonden met een fantastisch uitzicht over het centrum met in de verte de vulkaan Stromboli, waar regelmatig een rookpluim uit kwam. We bestelden fruitige cocktails en kregen daarbij een plank met huisgemaakte hapjes, zoals een ‘arancina alla Norma’, een gefrituurde risottobal met aubergine en ricotta. Het gelijknamige hotel daaronder opende in 1960 haar deuren, nadat de eigenaars, een kunstenaarsechtpaar regelmatig gasten te logeren kregen en die herbergde in huisjes in hun tuin. Geleidelijk aan besloten ze meer te bouwen en een hotel te openen. Tegenwoordig overnachten hier jetsetters die diep in hun buidel mogen tasten, maar ja, dan verblijf je wel in ‘La Raya’. Na een paar cocktails en hapjes wandelden we in het donker, onder de sterrenhemel terug naar ons hotel, waar we nog een pizza deelden. Daarna liepen we via de bloementuin naar onze kamer en vielen we in slaap.
Create your own travel blog in one step
Share with friends and family to follow your journey
Easy set up, no technical knowledge needed and unlimited storage!