Vanaf Koh Lipe zijn we met de boot naar Maleisië gevaren. We kwamen aan in Kuah, een stad in het zuiden van het eiland Langkawi. Aangezien we al twee weken lang van de Thaise stranden hadden genoten, hebben we de stranden in het noorden van Langkawi (die ook erg mooi schijnen te zijn) overgeslagen en hebben we hier maar één nachtje geslapen.
Van Langkawi voeren we aan het begin van de middag naar het eiland Pedang, waar we twee nachten in een hotel in het centrum van Georgetown sliepen. Nadat we op onze kamer een planning hadden gemaakt voor de rest van Maleisië, zijn we ’s avonds richting het centrum gewandeld. De stad had een fijne sfeer, leuke huizen, kerken, moskeeën, tempels en mensen met veel verschillende etnische achtergronden (met name Maleis, Chinees, Indiaas en Arabisch). Toen we naar een restaurantje zochten, was bijna alles dicht (ook al was het nog maar 19.00 uur) en was het erg rustig op straat. Gelukkig vonden we een heel lekker Indiaas tentje, waar we samen voor nog geen 10 euro konden eten.
Na onze eerste nacht in Georgetown zijn we naar het State Museum Pedang geweest (over de geschiedenis van Pedang en al haar verschillende bevolkingsgroepen) en langs twee Chinese mansions en het gemeentehuis gewandeld. Onderweg kwamen we nog geweldige street art tegen die zo populair is geworden dat op de meeste plattegronden van de stad precies stond aangegeven waar je welke street art kon vinden.
Fleur Versteeg
10 chapters
16 Apr 2020
March 09, 2015
|
Maleisië
Vanaf Koh Lipe zijn we met de boot naar Maleisië gevaren. We kwamen aan in Kuah, een stad in het zuiden van het eiland Langkawi. Aangezien we al twee weken lang van de Thaise stranden hadden genoten, hebben we de stranden in het noorden van Langkawi (die ook erg mooi schijnen te zijn) overgeslagen en hebben we hier maar één nachtje geslapen.
Van Langkawi voeren we aan het begin van de middag naar het eiland Pedang, waar we twee nachten in een hotel in het centrum van Georgetown sliepen. Nadat we op onze kamer een planning hadden gemaakt voor de rest van Maleisië, zijn we ’s avonds richting het centrum gewandeld. De stad had een fijne sfeer, leuke huizen, kerken, moskeeën, tempels en mensen met veel verschillende etnische achtergronden (met name Maleis, Chinees, Indiaas en Arabisch). Toen we naar een restaurantje zochten, was bijna alles dicht (ook al was het nog maar 19.00 uur) en was het erg rustig op straat. Gelukkig vonden we een heel lekker Indiaas tentje, waar we samen voor nog geen 10 euro konden eten.
Na onze eerste nacht in Georgetown zijn we naar het State Museum Pedang geweest (over de geschiedenis van Pedang en al haar verschillende bevolkingsgroepen) en langs twee Chinese mansions en het gemeentehuis gewandeld. Onderweg kwamen we nog geweldige street art tegen die zo populair is geworden dat op de meeste plattegronden van de stad precies stond aangegeven waar je welke street art kon vinden.
De volgende dag zijn we om 13.00 uur met de bus in ruim vijf uur vanuit Georgetown (over een brug naar het vaste land) naar de Cameron Highlands gereden. Bij het hotel kregen we informatie over de omgeving en hebben we meteen een tour voor de volgende dag kunnen boeken (wat heel fijn was aangezien we zo laat aan waren gekomen). We vertrokken ’s ochtends vroeg met een gids in een Land Rover (gaaf!) naar de theeplantages. Na een half uur rijden waren we er al en wauw wat een uitzicht! Overal om ons heen was het groen. De gids zette de Land Rover stil en nadat we waren uitgestapt, liepen we tussen alle theestruiken door naar één van de hogere punten van de theeplantage waardoor we nog mooier uitzicht hadden. Nadat de gids ons van alles had verteld over de theeplantage, zijn we verder naar boven gereden over een hele smalle en steile weg vol gaten (die voor de Land Rover overigens geen probleem vormde). We reden naar de top van de berg (de hoogste in de omgeving, 6666 ft), waar ze een toren hadden gebouwd vanwaar je uitzicht had over de vallei.
Na een korte stop op de top zijn we stukje naar beneden gewandeld en doken we via een verborgen paadje het regenwoud in. Ze noemen het regenwoud hier ‘the mossy forrest’ en de reden ervan was meteen duidelijk. De aarde, maar ook alle bomen, waren bedekt met een dikke laag mos. Het had iets spookachtigs, maar was tegelijkertijd ontzettend mooi. De gids vertelde ons veel over verschillende planten en bessen die we onderweg tegenkwamen en we hebben hele gave bloemen gezien. De bloemen hadden een soort dekseltje dat ze open konden zetten om regen of vliegjes mee (op) te vangen en waren wel dertig centimeter. Na onze tocht door het regenwoud zijn we met de auto naar de theefabriek gereden, waar we konden zien hoe de thee verwerkt wordt. Onderweg daar naar toe mochten we een stuk op het dak van de jeep zitten, wat echt heel leuk was! Na de rondleiding door de fabriek en een taartje zijn we weer vertrokken en naar de ‘Butterfly & Insect farm’ gereden, hoewel er behalve vlinders en insecten, ook
verschillende reptielen aanwezig waren. Bij de boerderij zagen we onder andere de vlinders die in het regenwoud vlogen, slangen, wandelende takken, schorpioenen, gekko’s en kameleons. Bij de kameleons haalde de gids er één uit de kooi en zette die bij Pep op zijn hand, waarna hij er nog twee pakte en op zijn schouder en zijn hoofd zette. Na Pep’s avontuur bij de boerderij, zijn we als laatste onderdeel van de tour naar de ‘Strawberry farm’ gereden, waar wel duizenden aardbeien groeiden! We konden het dan ook niet laten om lekkere verse aardbeien (met slagroom) en een verse aardbei shake te kopen (mmmmm)!
Na ons tweede nachtje slapen in de Cameron Highlands zijn we ’s ochtends vroeg (08.00 uur) met een minivan naar Taman Negara gereden (het oudste tropische regenwoud van de wereld). De weg er naar toe was alleen een hel. De chauffeur reed twee tot drie keer
harder (100-140 km/h) dan de aangegeven snelheid (40/50 km/h), haalde in op de meest enge plekken (net voor bochten of aan het begin van een heuvel), gaf gas bij in bochten, etc. Kortom vier uur lang doodsangsten! Toen we eenmaal aankwamen in Jerangtut (vanwaar we met de boot verder gingen naar een dorp in Taman Negara) stapten we met trillende benen uit de auto.
Na de lunchpauze en een korte busrit kwamen we aan bij de rivier. De boottocht duurde drie uur en we werden vervoerd in lange smalle boten met een buitenboord motortje. Aangezien het één van de droogste maanden van het jaar was, stond de rivier erg laag (5 tot 7 meter lager dan in het regenseizoen). De boot kronkelde door de rivier om door de diepste stukken te varen, maar kwam toch twee keer vast te liggen (waardoor de twee bemanningsleden en later ook een paar jonge toeristen de boot weer moesten losduwen vanuit het kniehoge water, heel grappig!).
Door het vroege opstaan en de stressvolle autorit waren Pep en ik uitgeput en zaten knikkebollend in de boot, waar je letterlijk steeds wakker schrok van het water dat op je arm of je gezicht spatte. Nadat we rond 16.30 aankwamen in het dorp, hoefden we gelukkig nog maar een kwartier te lopen naar ons hotel, waar we even lekker konden bijkomen. ’s Avonds hebben we langs de rivier bij één van de drijvende restaurants gegeten.
De volgende dag zijn we, nadat we lekker hadden uitgeslapen, de jungle ingetrokken. Er waren een aantal paden gemaakt (van houten vlonders) met bewegwijzering, zodat je zelf (zonder gids) een trektocht kon doen. In het begin wel spannend, want we kwamen echt niemand tegen en bij de eerste kruising stonden geen borden, maar gelukkig stonden deze later wel overal en kwam je heel soms iemand tegen (ik denk in totaal drie of vier keer). Dat we met z’n tweeën door
de jungle konden, was een hele bijzondere ervaring! Het was zo stil dat je alle geluiden kon horen en zodra we iets hoorden bewegen, konden we (soms na heel lang kijken) ontdekken waar het vandaan kwam. We hebben hierdoor veel dieren gezien: apen (makaken), heel bijzondere vogels (crested firebacks), gekko’s, monitor lizards (super grote hagedissen), een slender squirrel (een eekhoorn met spitse neus en lange snorharen) en een black giant squirrel (een hele grote zwarte eekhoorn met een gele buik). Maar we zijn niet alleen zo alert de jungle door gecrossed omdat we het leuk vonden zo veel mogelijk dieren te zien, er leven hier namelijk ook tijgers, luipaarden en olifanten (spannend!!), al komen die normaal gesproken nooit in de buurt komen van de wandelroutes.
Zo hebben we ongeveer een kilometer door de jungle gelopen op weg naar de Canopy Walk, een hele lange brug van touw die net onder de top van de bomen is vastgemaakt en ongeveer 10 meter boven de grond hangt. Na de Canopy Walk zijn we verder de jungle ingetrokken en via een trap naar boven geklommen (heel zwaar en heet, ondanks dat we in de schaduw liepen!) waar we uitzicht hadden vanaf Bukit Teresek over een aantal heuvels in Taman Negara. Op de terugweg hebben we nog even een koud drankje gedronken en zijn we terug naar het hotel gegaan.
Na onze tweede nacht in Taman Negara zijn we met de lokale bus naar Jerantut gereden (ipv met de boot terug te varen) om vanuit daar met een andere bus naar Kuala Lumpur te rijden. We kwamen rond 15.00 uur bij ons hotel aan (de bus stopte bijna voor de deur, wat zijn we toch geluksvogels!), de kamer was erg mooi en de metro was maar een kwartier lopen.
Na onze eerst nacht slapen in Kuala Lumpur zijn we eerst met de metro naar de Batu Caves gegaan, een grot waarin een hindoeïstische tempel is gemaakt. De grot was heel apart. We vonden het qua stijl een beetje lijken op de Efteling. We waren na een kwartier de grot rond en hebben nog even buiten naar een groep makaken gekeken die erg blij waren met alle toeristen die fruit aan ze gaven. Daarna zijn we met de metro naar het centrum van Kuala Lumpur gereden waar we Engelse koloniale gebouwen hebben bekeken, naar Chinatown zijn geweest, heerlijk Indiaas hebben geluncht, een Chinese tempel hebben bekeken en ’s avonds na een flinke regenbui buiten op een terras hebben kunnen eten.
Toen het bijna donker was zijn we naar de Kuala Lumpur Tower gelopen, een toren van 420 meter hoog vanwaar je de hele stad kan zien, heel gaaf! Er waren twee verdiepingen, één met glas en één zonder waardoor je heel goed (zonder weerspiegeling) de lichtjes van de stad en de Petronas Twin Towers kon zien!
Na onze tweede nacht in Kuala Lumpur zijn we om 13.00 uur met de bus in ruim anderhalf uur naar Malakka gereden, waar we die middag even niks hebben gedaan (behalve chillen in ons leuke hostel langs de rivier en uit eten in een restaurant in de buurt!).
De volgende dag zijn we wel op stap gegaan. In Malakka wonen nu vooral Chinezen, maar de stad was in 1414 gesticht door een Sumatraanse prins, werd in 1511 door de Portugezen bezet, in 1641 veroverd door de Nederlanders en later in 1824 aan de Engelsen verkwanseld, waardoor er in de stad nog een aantal koloniale gebouwen waren, zoals een kerk en fort van de Portugezen en het rode plein met het stadhuys en een gereformeerde kerk van de Nederlanders, erg bijzonder om te zien. Daarna zijn we nog door Chinatown gewandeld waar we ’s avonds lekkere saté hebben gegeten.
Onze laatste dag in Maleisië was er een met avonturen. We vertrokken met de bus van 12.30 uur vanuit Malakka naar het vliegveld in Kuala Lumpur, 2 tot 2,5 uur rijden. De bus kreeg alleen al na een half uur problemen met de automaat (de bus kon niet meer doorschakelen). Na een onsuccesvolle reparatie van de buschauffeur en een stuk in zijn eerste versnelling op de snelweg te hebben gereden, zette de chauffeur de bus, nadat hij een telefoontje had gepleegd, stil. Er kwam meteen ontzettend veel rook uit de motor en mensen stapten paniekerig uit de bus. Al gauw stond er een andere bus klaar om ons naar Kuala Lumpur te rijden. Opgelucht stapte iedereen, na het verplaatsen van de bagage, in.
Helaas was de pech nog niet over, want we kwamen 10 kilometer voor de afslag van het vliegveld vast te staan in de file (meer dan één uur!) door een ongeluk dat verderop was gebeurd. Maar zelfs na al deze pech konden we ons vliegtuig nog halen (wat een geluk!), we konden namelijk inchecken tot 16.30 uur en we waren 15.50 uur bij de afslag, vanwaar het nog maar heel even rijden was. Onze opluchting duurde alleen niet lang. De buschauffeur reed namelijk, tot ieders verbazing, de afslag van het vliegveld voorbij! Na veel boze reacties, zette de buschauffeur de bus stil bij een tankstation en laste een plaspauze in (waar werkelijk niemand op zat te wachten!). Hij wist ons te vertellen dat hij naar het centrum van Kuala Lumpur reed en dat we van daar weer terug moesten met een taxi of de metro. Na lang aandringen, wilde hij ons wel afzetten bij het volgende tankstation waar taxi’s zouden staan om ons naar het vliegveld te brengen, maar we hadden niet eens meer genoeg geld!! Godzijdank was er een pinautomaat op het tankstation waardoor we een taxi konden aanhouden, maar we wisten toen al dat we onze vlucht gemist hadden.
Na 50 kilometer terug te hebben gereden, kwamen we om 17.15 uur aan op het vliegveld. Er ging die dag gelukkig nog één vlucht naar Sumatra en er was nog plek. Nadat we nieuwe tickets hadden gekocht en hadden ingecheckt, wilden we gauw door de douane zodat we nog wat konden eten voor we gingen vliegen (we hadden alleen maar ontbeten en verder geen eten mee dus waanzinnig honger). Het duurde alleen zo lang bij de douane dat we nog moesten rennen om op tijd te zijn voor het boarden. Gelukkig had onze vlucht 20 minuten vertraging waardoor we alsnog een broodje konden kopen (heerlijk!) en we nu echt naar Sumatra konden.
Create your own travel blog in one step
Share with friends and family to follow your journey
Easy set up, no technical knowledge needed and unlimited storage!