Daar stonden we dan, tien dagen na het begin van onze wereldreis in een nieuw land: Vietnam. We startten in Hanoi, de hoofdstad van Vietnam. Nadat we met de bus aangekomen waren bij ons hotel, hebben we eerst even bijgeslapen. Daarna zijn we door het oude centrum van Hanoi gelopen. Wel met alle dikke kleren aan die we hadden meegenomen uit Nederland, want het was koud! 15 graden, soms regen, grijze donkere luchten en wind. Wat hadden we nu spijt dat we geen jas en maar één trui hadden meegenomen. De Vietnamezen zelf droegen meestal dikke winterjassen en de winkels hadden ingespeeld op al die domme toeristen zonder jas: bijna elke winkel verkocht jassen. Dat we eigenlijk op dit moment al een jas hadden moet kopen, omdat het in de rest van Noord-Vietnam ook heel koud zou zijn (en niet alleen die ene dag in Hanoi), wisten we toen nog niet.
Toen we de straat van ons hotel uitliepen wisten we niet waar we moesten kijken. Overweldigend was het! Heel veel verkeer dat daarnaast van alle kanten kwam (ze rijden hier namelijk slechts overwegend rechts) en overal getoeter (want de Vietnamezen toeteren om werkelijk alles: naar tegenliggers, als ze een kruispunt naderen, als ze inhalen, als ze willen inhalen, als iemand op de verkeerde weghelft loopt/fiets/rijdt, als ze iemand zien die ze kennen, etc.). Ook kwamen Vietnamezen van alle kanten naar ons toe om te vragen (soms behoorlijk agressief) of je in hun winkeltje wilde kijken en waren de Vietnamezen (heel anders dan de Thai) luidruchtig, stug, lachten vaak niet terug als jij naar hun lachte en vaak behoorlijk onsmakelijk (hoesten, rochelen, neus snuiten, smakken).
Dit alles was de eerste paar uur, behalve spannend, nog wel leuk, maar werd daarna een beetje veel. Vooral van dat getoeter schrok je steeds heel erg.
We hebben die avond, nadat we weer een beetje waren opgewarmd in ons hotel (helaas geen kachel en de douche was nog geen vijf minuten warm), heerlijk Vietnamees gegeten. We konden gelukkig binnen zitten, al was het restaurant aan de straatkant volledig open en was hier ook geen kachel, waardoor het nog steeds behoorlijk fris was. Binnen stonden normale tafels met normale stoelen (fijn voor Peps lange benen), maar buiten en in de meeste Vietnamese restaurantjes staan hele kleine tafeltjes en stoeltjes (echt net voor kinderen). En ondanks dat de Vietnamezen natuurlijk een stuk kleiner zijn dan de gemiddelde Nederlander, lijken ook zij veel te groot voor op zo’n stoeltje!
Fleur Versteeg
10 chapters
16 Apr 2020
January 30, 2015
|
Vietnam
Daar stonden we dan, tien dagen na het begin van onze wereldreis in een nieuw land: Vietnam. We startten in Hanoi, de hoofdstad van Vietnam. Nadat we met de bus aangekomen waren bij ons hotel, hebben we eerst even bijgeslapen. Daarna zijn we door het oude centrum van Hanoi gelopen. Wel met alle dikke kleren aan die we hadden meegenomen uit Nederland, want het was koud! 15 graden, soms regen, grijze donkere luchten en wind. Wat hadden we nu spijt dat we geen jas en maar één trui hadden meegenomen. De Vietnamezen zelf droegen meestal dikke winterjassen en de winkels hadden ingespeeld op al die domme toeristen zonder jas: bijna elke winkel verkocht jassen. Dat we eigenlijk op dit moment al een jas hadden moet kopen, omdat het in de rest van Noord-Vietnam ook heel koud zou zijn (en niet alleen die ene dag in Hanoi), wisten we toen nog niet.
Toen we de straat van ons hotel uitliepen wisten we niet waar we moesten kijken. Overweldigend was het! Heel veel verkeer dat daarnaast van alle kanten kwam (ze rijden hier namelijk slechts overwegend rechts) en overal getoeter (want de Vietnamezen toeteren om werkelijk alles: naar tegenliggers, als ze een kruispunt naderen, als ze inhalen, als ze willen inhalen, als iemand op de verkeerde weghelft loopt/fiets/rijdt, als ze iemand zien die ze kennen, etc.). Ook kwamen Vietnamezen van alle kanten naar ons toe om te vragen (soms behoorlijk agressief) of je in hun winkeltje wilde kijken en waren de Vietnamezen (heel anders dan de Thai) luidruchtig, stug, lachten vaak niet terug als jij naar hun lachte en vaak behoorlijk onsmakelijk (hoesten, rochelen, neus snuiten, smakken).
Dit alles was de eerste paar uur, behalve spannend, nog wel leuk, maar werd daarna een beetje veel. Vooral van dat getoeter schrok je steeds heel erg.
We hebben die avond, nadat we weer een beetje waren opgewarmd in ons hotel (helaas geen kachel en de douche was nog geen vijf minuten warm), heerlijk Vietnamees gegeten. We konden gelukkig binnen zitten, al was het restaurant aan de straatkant volledig open en was hier ook geen kachel, waardoor het nog steeds behoorlijk fris was. Binnen stonden normale tafels met normale stoelen (fijn voor Peps lange benen), maar buiten en in de meeste Vietnamese restaurantjes staan hele kleine tafeltjes en stoeltjes (echt net voor kinderen). En ondanks dat de Vietnamezen natuurlijk een stuk kleiner zijn dan de gemiddelde Nederlander, lijken ook zij veel te groot voor op zo’n stoeltje!
Na onze eerste dag in Vietnam hebben we een bus-bus-boot-bus ticket gekocht van Hanoi naar Cat Ba, een eiland dichtbij Lan Ha Bay en Ha Long Bay. De reis naar Cat Ba duurde ongeveer 8 uur, dus we waren behoorlijk gaar bij aankomst, maar het hotel was op loopafstand van de bushalte en het uitzicht vanuit onze slaapkamer was geweldig.
Na ons eerste nachtje in Cat Ba hebben we een boottrip gemaakt naar Lan Ha Bay en Ha Long Bay. De boot had een ruime kajuit met grote ramen waardoor je behalve buiten ook binnen kon zitten. Dit was heel fijn aangezien het ook hier weer erg koud was en de zon zich de hele dag niet heeft laten zien (wat ook wel weer heel mooi was, want die lage wolken gaven die ruige steile rotsen iets magisch). We hebben die ochtend tussen de karststenen eilanden van Lan Ha Bay gevaren, hebben aangelegd bij Monkey Island (een eiland met een heel mooi strand en allemaal aapjes), zijn naar Ha Long Bay gevaren, waar we
hebben gekajakt en hebben een heerlijke lunch gekregen (die de bemanning zelf aan boord voor ons had gemaakt). Na de lunch zijn we naar een grot gevaren, waar we kort konden aanleggen om even binnen te kijken en op de terugweg mochten we kijken bij het familiehuis van één van de bemanningsleden (een drijvend huis met een vissenkwekerij). Het laatste half uur van de tocht was echt heel gaaf! We zijn toen door een drijvend vissersdorp gevaren van wel honderden huisjes, met veel vissersboten, vrouwen met kinderen in ‘de tuin’ en bij bijna elke huisje één of meerdere honden.
Na ons tweede nachtje in Cat Ba zijn we ’s ochtends naar Tam Coc vertrokken. Tam Coc is een soort Lan Ha Bay en Ha Long Bay op het land, met bergen van karststeen en hele vlakke valleien (vol rijstvelden) in plaats van zee.
Bij het hotel in Tam Coc kon je altijd fietsen lenen, waardoor we diezelfde middag nog, door de rijstvelden heen (die net spiegels leken), naar Bich Dong konden fietsen. De fietstocht alleen al was de moeite waard! Bich Dong zelf bestaat uit een aantal grotten waarin een tempel is gemaakt. Niet echt mooi (ook geen goede foto’s van kunnen maken in het donker), maar wel heel leuk om te zien. Toen we uit de laatste grot kwamen, zijn we helemaal naar boven geklommen over onwijs scherpe rotsen (tenminste, Pep is helemaal naar boven geklommen, ik bijna, want toen durfde ik niet meer, hahaha) waardoor we uitzicht hadden over de vallei. We konden alleen niet lang boven blijven, want het werd al bijna donker en we moesten ook weer helemaal naar beneden klauteren. Na de klim zijn we door het donker teruggefietst en hebben gegeten in de buurt van ons hotel. Het was wel duidelijk laagseizoen (wel te begrijpen met die kou), want bijna alle restaurants waren leeg of bijna leeg.
De tweede dag in Tam Coc zijn we ’s ochtends naar Ninh Binh (een wat grotere stad) gefietst om jassen te kopen (die we helaas niet hebben kunnen vinden) en zijn we ’s middags naar een andere grot en uitkijkpunt geweest. Vanuit het uitkijkpunt kon je een stukje van de rivier zien, die ook voor ons hotel lag en waar we de derde dag met een roeibootje op gevaren hebben. In Tam Coc liggen allemaal roeibootjes waarmee Vietnamezen (jong, oud, man, vrouw) je over de rivier voeren. Beetje gek was het in het begin wel! Zit je daar met z’n tweeën terwijl een oudere vrouw twee uur lang roeit zodat jij de omgeving kan bekijken. Gelukkig was de vrouw heel aardig, lachte ze veel, wilde ze steeds foto’s van ons maken en leek ze het niet zwaar te vinden (ze had een flink tempo), waardoor dat ongemakkelijke gevoel gauw weg was. Oh ja, ook gek, was dat ze vaak met haar voeten roeide, alsof het een waterfiets was, maar toen ik vroeg of ik een foto van haar mocht maken, wat ze leuk vond, deed ze gauw haar handen
aan de roeispanen, hahaha. Die middag hebben we nog wat door het dorp gelopen, ’s avonds lekker in het hotel gegeten en onze tassen ingepakt om met de nachttrein vanuit Ninh Binh naar Hué te vertrekken.
In de nachttrein kregen we echt de slappe lach, ondanks dat we nog met vier anderen in een coupé lagen (we lagen in een coupé met zes bedjes, twee stapelbedden van drie bedden), de trein schommelde namelijk zo erg!! We schoven letterlijk tien tot twintig centimeter van boven naar beneden in ons bed, waarbij je op moest passen dat je niet steeds je hoofd stootte. We snappen nog steeds niet waarom de trein zo heen en weer ging, maar wat het eerste kwartier zo grappig was, bleek voor de rest van de nacht minder leuk. Slapen ging moeilijk en je kreeg letterlijk schuurplekken op je benen en billen.
Eenmaal aangekomen in Hué (net op de grens van Noord- en Zuid-Vietnam) werden we opgehaald vanaf het station door de eigenaresse van de homestay waar we bleven. Even schrikken, want in plaats van dat we werden opgehaald met een auto of busje, moesten we achterop twee scooters met onze grote tassen (wat uiteindelijk heel goed ging). Een homestay is letterlijk een homestay, je slaapt in hetzelfde huis als waar de eigenaar met zijn/haar familie woont, maar je eigen kamer ziet er wel echt uit als een hotelkamer (eigen slaapkamer met eigen badkamer, waar je ook gewoon een sleutel van krijgt). De kamer die we kregen was heel mooi en schoon. En ondanks dat we erg naar bed verlangde, zijn we vrijwel meteen de stad ingegaan omdat we maar één dag in Hué zouden zijn (we zouden de volgende dag om 13.00 uur we met een rechtstreekse bus naar Hoi An vertrekken). En toen we naar buiten liepen, zagen we in één van de eerste straten waar we doorheen liepen een winkeltje dat leuke jassen verkocht voor een goede prijs! Eindelijk konden we jassen kopen!! Niet dat we die toen nodig hadden, want het was lekker warm en soms zelfs even zon (de eerste zon die we in Vietnam hebben gezien), maar ze zouden vast nog van pas komen.
Vanuit het winkeltje zijn we doorgelopen naar het keizerlijk paleis, een paleis dat lange tijd niet toegankelijk was voor burgers, een verboden stad. Sommige delen van het paleis waren nog (of weer door restauraties) heel, terwijl andere delen niet meer dan ruïnes waren. De delen die heel waren, waren erg mooi en vaak met super veel details en kleuren!!
De volgende dag in Hué was er regen, en niet zo’n beetje ook!! Voor het ontbijt hoefden we gelukkig de deur niet uit, dat kon bij de homestay, maar voor de lunch wel. Kwamen onze nieuwe jasjes meteen van pas! En in de bus richting Hoi An zaten we natuurlijk lekker droog.
Na regen komt zonneschijn! In Hoi An scheen de zon volop en was het weer zomers warm. De stad was ook heel anders dan andere steden: veel gekleurde huizen, lantaarntjes, restaurantjes én (voor het eerst) veel toeristen. In Hoi An sliepen we ook weer in een homestay. Het huis lag aan de rivier en op loopafstand van het centrum (echt super!). Onze slaapkamer en badkamer waren erg mooi, al was er in de badkamer een groot raam zonder gordijn waardoor iedereen je vanaf de straatkant van top tot teen kon bekijken (totdat het raam beslagen was), hahaha. De familie waarbij we verbleven bestond uit vier generaties vrouwen, waarvan de overgrootmoeder en oma het meest in het huis waren, maar ook mama (de enige die Engels sprak) en de kids hebben we een paar keer gezien. Dat zo weinig familieleden Engels konden was nog knap lastig en zorgde ervoor dat we op het moment dat de moeder er niet was (en dat was best vaak zo, ze had een winkel in het centrum) niet konden communiceren (over het krijgen van een sleutel voor onze kamer, het eten, de was, etc.). De laatste dag van ons verblijf hier heeft oma zelfs haar dochter gebeld, nadat wij een paar keer in het Engels aan haar vroegen of de was al klaar was en zij ons niet begreep, zodat wij in het Engels tegen de dochter konden zeggen wat wij wilden en de dochter dit weer kon vertalen via de telefoon, wat wel weer heel grappig was.
We hebben twee nachtjes in Hoi An geslapen en vonden dit de leukste stad van Vietnam. Het zag er overal zo leuk uit: de gekleurde huizen, de winkeltjes, de restaurants, de rivier met vissersbootjes, de markt, de lantaarntjes! En het centrum was autovrij, wat ook erg fijn was. We hebben de eerste middag door verschillende winkelstraatjes gelopen en zijn de tweede dag naar de markt geweest, hebben langs de rivier gelopen en hebben ’s avonds een wens mogen doen. Toen het eenmaal donker werd verschenen namelijk overal Vietnamezen langs de rivier met papieren wenslantaarntjes met kaarsjes erin (wat er heel leuk uit zag) en hebben wij een wenslantaarntjes gekocht (voor nog geen 0.45
eurocent). Nadat je je wens hebt gedaan, moest je het lantaarntje in de rivier leggen. Nou maar hopen dat die uitkomt!
De volgende dag was een reisdag en zijn we vanuit Hoi An naar het vliegveld in Danang gereden en vanuit Danang naar Ho Chi Minh gevlogen. Hier kwamen we ’s avonds aan, hebben we één nachtje geslapen en zijn de volgende ochtend meteen met de bus (6,5 uur rijden) naar Mui Ne gereden, een vissersdorp langs de kust. De reis zelf was vrij chaotisch; Pep en ik hadden allebei een stoel waarvan de rugleuning lam was waardoor de leuning alleen in de ligstand kon (zat na een paar uur echt niet meer lekker) en de bus stopte onderweg twee keer, maar het personeel van de bus (twee á drie man) zei alleen in het Vietnamees (terwijl ze wel Engels konden) hoe lang er gestopt werd, dus de tweede keer dat we gestopt waren en we wilden lunchen (en anderen mensen dit ook deden), hadden we echt nét onze lunch gekregen en betaald, toen de bus al weer wegging, waardoor we niet eens meer een kwart konden opeten (en het was ook nog heel heet!). En we hadden zo veel honger! Op één stel na waren wij de enigen die niet konden lunchen, want wij waren, niet zoals de meeste anderen, eerst nog een kwartier aan het uitzoeken hoe je moest bestellen (er lag nergens een kaart, het personeel was alleen maar aan het rennen en vliegen, een deel van het personeel kon geen Engels, etc.). Maar we werden aan het eind van de reis wel voor de deur van het guesthouse afgezet, wat super luxe was!
In Mui Ne hadden we een guesthouse langs het strand geboekt, mét zwembad, en konden we de eerste middag nadat we lekker gegeten hadden nog twee uurtjes op het strand liggen.
De tweede dag hebben we een scooter gehuurd voor ongeveer 8 euro en zijn we naar de zandduinen en het vissersdorp gescooterd (het guesthouse lag namelijk ongeveer 7 kilometer buiten Mui Ne, net als alle andere hotels en guesthouses). De zandduinen waren heel gaaf! Er waren gele en rode zandduinen, waarvan sommige rode zandduinen echt net zo rood waren als een aardewerken bloempot. Het dorp was niet groot en op veel plekken heel rustig, maar wel leuk om even door heen te lopen. Toen we ergens in een smal steegje de scooter hadden geparkeerd, omdat er alleen nog maar trappen waren, kwamen we uiteindelijk via een ander steegje ineens uit bij een grasveld met koeien en daarachter de zee met wat vissersbootjes, echt een grappig gezicht. Met de scooter zijn we Mui Ne weer uitgereden en net buiten het dorp kon je vanaf de weg, die ongeveer 20 meter hoger lag dan het strand, het dorp, de zee en echt heel veel vissersbootjes zien. En toen we naar beneden liepen, bleek het strand bijna volledig te bestaan uit schelpen!
De derde dag konden we nog drie uurtjes bij het zwembad liggen en zijn we na de lunch met de bus terug naar Ho Chi Minh gereden (nu hadden we gelukkig zelf al geluncht en geen lamme rugleuning).
In Ho Chi Minh hebben we niet veel gedaan. We hebben ’s ochtends ontbeten in een restaurantje in de buurt en vonden het zo heet dat weer naar onze hotelkamer met airco zijn gevlucht. Nadat we in de Lonely Planet en op internet hadden gekeken, zijn we ongeveer drie uur later weer naar buiten gestapt om te lunchen en naar het War Remnants Museum te lopen (ongeveer 4 km). Maar natuurlijk was het museum, toen we daar eenmaal aankwamen (om 17.20 uur), al dicht. Dom!! Gelukkig wel veel van de stad gezien en in de buurt van het museum was een kathedraal en postkantoor dat in de Franse koloniale tijd gebouwd was (waren we niet helemaal voor niks naar deze wijk gelopen!).
De tweede dag zijn we ’s ochtends met de bus vanuit Ho Chi Minh naar Phnom Penh in Cambodja gereden.
Create your own travel blog in one step
Share with friends and family to follow your journey
Easy set up, no technical knowledge needed and unlimited storage!