Onze wereldreis

Na alle stress (van de gemiste vlucht) kwamen we na een korte vlucht aan in Medan, waar al gauw een taxichauffeur naar ons toe kwam die ons graag naar ons hotel bracht. Hij stond met een bordje in zijn handen waar een naam op stond, maar die zou zijn collega wel oppikken zei hij. Na wat onderhandelen over de prijs en nadat we geld hadden gepind op het vliegveld, liepen we naar buiten waar we even moesten wachten op zijn chauffeur (welja, de man die zich voordeed als taxichauffeur had een eigen chauffeur). Toen we de auto instapten, een minivan waarop niet stond aangegeven dat het een taxi was, ontdekten we dat er behalve de chauffeur nog een man in de auto zat die even later achter ons kwam zitten, de tweede chauffeur, zei hij, voor lange afstanden. We stapten in, maar toen we wegreden vonden we het toch wel erg spannend. Medan stond er om bekend niet veilig te zijn en nu zijn wij in een auto gestapt (zonder taxibordje) met drie volwassen mannen en het hotel op zeker drie kwartier van ons verwijderd. Gelukkig kon Pep op Google Maps kijken waar we reden en bleken we steeds op de goede wegen te rijden. Drie kwartier later waren we veilig aangekomen bij ons hotel. Hadden we ons druk gemaakt om niks!

Medan was volgens de Lonely Planet een stad waarvandaan de meeste mensen meteen weggingen naar andere delen van Sumatra vanwege de weinige bezienswaardigheden en de nare sfeer, maar die toch de moeite waard was om er even te blijven. Wij zouden er dan ook twee nachtjes slapen, zodat we er één hele dag konden zijn. We zijn die dag naar een straat gelopen waar veel Nederlandse koloniale gebouwen stonden. Helaas stond er bijna nergens aangegeven welke gebouwen koloniaal waren, dus we hebben er waarschijnlijk veel gemist. We hebben er in elk geval drie gezien (en op de foto): het stadhuis, de Javasche Bank (nu Bank Indonesia) en het postkantoor. Verder was er inderdaad niet veel te zien en een lange stortbui zorgde ervoor dat we ’s middags ook geen zin hadden om nog naar andere delen van de stad te gaan.

Na onze tweede nacht in Medan zijn we ’s ochtends met een taxi naar het busstation gebracht. Even schrikken, want het openbaar vervoer was hier niet zo goed geregeld als in de rest van Zuidoost-Azië. Er stonden hele oude bussen (die elk moment uit elkaar leken te vallen), er stond een vervallen gebouwtje waar een krijtbord hing met een reisschema en voor het gebouwtje stonden een stuk of twintig mannen die ons riepen en vroegen waar we heen wilden (maar die verder vrijwel geen Engels konden). De sfeer was erg naar en we voelden ons niet veilig. Naast al die mannen was er, naast ons, nog één toerist, een blond meisje van onze leeftijd. Ze kwam naar ons toe en zei dat wij zoveel geluk hadden dat we met z’n tweeën waren en dat ik met een jongen was. Ik kon het me meteen voorstellen, wij voelden ons met z’n tweeën al niet veilig. Zij ging naar Bukit Lawang, wij wilden naar Tangkahan. Volgens het bord zouden er die dag twee bussen naar Tangkahan gaan, om 11.00 uur (die hadden we net gemist) en om 13.30 uur. Toen we tegen één van de mannen zeiden dat we naar Tangkahan wilden, zei hij dat we met hem mee konden lopen, de bus zou zo vertrekken. Chill! Dan was de bus van 11.00 uur blijkbaar nog niet vertrokken! We liepen samen naar een hele oude bus, maar er zat niemand in en er was ook geen buschauffeur. Toen hij zei dat we vast konden gaan zitten, zeiden wij dat we wel even buiten zouden wachten (waar het bovendien koeler was) op de buschauffeur. De man liep weg. Na tien minuten wachten was er nog niemand. We liepen weer terug naar het vervallen gebouwtje en de man die ons eerder bracht, gaf geen kick. Een andere man kwam naar ons toe en zei dat er die dag helemaal geen bussen meer zouden rijden naar Tangkahan en dat hij ons wel met de taxi kon brengen. Gelukkig hadden we al op internet gelezen dat dit heel vaak wordt gezegd, zodat je, in plaats van met de bus, met een veel te dure taxi naar je bestemming gaat. We wezen hem af, maar het leek er nu wel op dat we nog twee en een half uur moesten wachten op de bus naar Tangkahan op een plek waar we het liefst zo snel mogelijk weg wilden gaan. De bus naar Bukit Lawang, ging elk half uur, een plaats waar we na Tangkahan heen wilden gaan. Na lang twijfelen (het meisje was ondertussen al met een minivan vertrokken) besloten we om ook eerst naar Bukit Lawang te gaan.

Na zeker een kwartier onderhandelen met de buschauffeur (en twee andere jonge mannen die zich overal mee bemoeiden) stapten we in de minivan naar Bukit Lawang, maar nadat we al onze spullen in de auto hadden gezet en ons gevraagd werd om te betalen, werd ons het dubbele van de onderhandelde prijs gevraagd. Dus alle spullen weer uit de auto, waarna de twee mannen riepen dat onze prijs ook goed was. De buschauffeur riep ons echter toe dat hij niet (meer) akkoord ging met onze prijs, waardoor we besloten te wachten tot de volgende bus. De buschauffeur van dat busje ging gelukkig wel snel akkoord met onze prijs en de prijs bleef hetzelfde toen we in de minivan stapten. De twee andere mannen kwamen opnieuw naar ons toe en vroegen ons hen te betalen, maar aangezien wij geen idee hadden wat hun rol was in deze handel, wilden we het geld alleen aan onze chauffeur geven, die moest ons immers brengen. Zo gezegd, zo gedaan (al ging al het geld meteen naar die twee mannen en een andere man die bij de halte zat). Onderweg stopte de minivan nog verschillende keren en wachtte daar net zo lang tot er iemand kwam die mee wilde (heeeet zonder airco en geen wind meer van het rijden!). Het werkte wel, want uiteindelijk zat de minivan propvol! Het eerste stuk van de weg was prima, maar het laatste uur zaten er veel gaten en bochten in de weg.

Eenmaal aangekomen in Bukit Lawang werden we met een scootertje met zijspan van de bushalte naar het dorp langs de rivier gebracht. We hadden nog niet geboekt want zowel in Tangkahan als Bukit Lawang kon je de meeste hotels niet via internet boeken (er was hier ook bijna nergens internet). We hadden daarom in de Lonely Planet gekeken welk hotel ons leuk leek en werden daar door een hele vriendelijke gids naar toe gebracht. We hadden natuurlijk net een hotel gekozen dat meer dan twintig minuten lopen was, maar het dorp was zo leuk om door heen te lopen! Alle huizen, restaurants en hotels waren pal langs de rivier gebouwd en vlak daarachter was een enorme hoge wand van jungle. Omdat het weekend was, was het erg druk en veel locals kwamen op binnenbanden van vrachtwagens de rivier af sjezen.

Fleur Versteeg

10 chapters

16 Apr 2020

Indonesië: Sumatra, Java en Bali

March 20, 2015

|

Indonesië

Na alle stress (van de gemiste vlucht) kwamen we na een korte vlucht aan in Medan, waar al gauw een taxichauffeur naar ons toe kwam die ons graag naar ons hotel bracht. Hij stond met een bordje in zijn handen waar een naam op stond, maar die zou zijn collega wel oppikken zei hij. Na wat onderhandelen over de prijs en nadat we geld hadden gepind op het vliegveld, liepen we naar buiten waar we even moesten wachten op zijn chauffeur (welja, de man die zich voordeed als taxichauffeur had een eigen chauffeur). Toen we de auto instapten, een minivan waarop niet stond aangegeven dat het een taxi was, ontdekten we dat er behalve de chauffeur nog een man in de auto zat die even later achter ons kwam zitten, de tweede chauffeur, zei hij, voor lange afstanden. We stapten in, maar toen we wegreden vonden we het toch wel erg spannend. Medan stond er om bekend niet veilig te zijn en nu zijn wij in een auto gestapt (zonder taxibordje) met drie volwassen mannen en het hotel op zeker drie kwartier van ons verwijderd. Gelukkig kon Pep op Google Maps kijken waar we reden en bleken we steeds op de goede wegen te rijden. Drie kwartier later waren we veilig aangekomen bij ons hotel. Hadden we ons druk gemaakt om niks!

Medan was volgens de Lonely Planet een stad waarvandaan de meeste mensen meteen weggingen naar andere delen van Sumatra vanwege de weinige bezienswaardigheden en de nare sfeer, maar die toch de moeite waard was om er even te blijven. Wij zouden er dan ook twee nachtjes slapen, zodat we er één hele dag konden zijn. We zijn die dag naar een straat gelopen waar veel Nederlandse koloniale gebouwen stonden. Helaas stond er bijna nergens aangegeven welke gebouwen koloniaal waren, dus we hebben er waarschijnlijk veel gemist. We hebben er in elk geval drie gezien (en op de foto): het stadhuis, de Javasche Bank (nu Bank Indonesia) en het postkantoor. Verder was er inderdaad niet veel te zien en een lange stortbui zorgde ervoor dat we ’s middags ook geen zin hadden om nog naar andere delen van de stad te gaan.

Na onze tweede nacht in Medan zijn we ’s ochtends met een taxi naar het busstation gebracht. Even schrikken, want het openbaar vervoer was hier niet zo goed geregeld als in de rest van Zuidoost-Azië. Er stonden hele oude bussen (die elk moment uit elkaar leken te vallen), er stond een vervallen gebouwtje waar een krijtbord hing met een reisschema en voor het gebouwtje stonden een stuk of twintig mannen die ons riepen en vroegen waar we heen wilden (maar die verder vrijwel geen Engels konden). De sfeer was erg naar en we voelden ons niet veilig. Naast al die mannen was er, naast ons, nog één toerist, een blond meisje van onze leeftijd. Ze kwam naar ons toe en zei dat wij zoveel geluk hadden dat we met z’n tweeën waren en dat ik met een jongen was. Ik kon het me meteen voorstellen, wij voelden ons met z’n tweeën al niet veilig. Zij ging naar Bukit Lawang, wij wilden naar Tangkahan. Volgens het bord zouden er die dag twee bussen naar Tangkahan gaan, om 11.00 uur (die hadden we net gemist) en om 13.30 uur. Toen we tegen één van de mannen zeiden dat we naar Tangkahan wilden, zei hij dat we met hem mee konden lopen, de bus zou zo vertrekken. Chill! Dan was de bus van 11.00 uur blijkbaar nog niet vertrokken! We liepen samen naar een hele oude bus, maar er zat niemand in en er was ook geen buschauffeur. Toen hij zei dat we vast konden gaan zitten, zeiden wij dat we wel even buiten zouden wachten (waar het bovendien koeler was) op de buschauffeur. De man liep weg. Na tien minuten wachten was er nog niemand. We liepen weer terug naar het vervallen gebouwtje en de man die ons eerder bracht, gaf geen kick. Een andere man kwam naar ons toe en zei dat er die dag helemaal geen bussen meer zouden rijden naar Tangkahan en dat hij ons wel met de taxi kon brengen. Gelukkig hadden we al op internet gelezen dat dit heel vaak wordt gezegd, zodat je, in plaats van met de bus, met een veel te dure taxi naar je bestemming gaat. We wezen hem af, maar het leek er nu wel op dat we nog twee en een half uur moesten wachten op de bus naar Tangkahan op een plek waar we het liefst zo snel mogelijk weg wilden gaan. De bus naar Bukit Lawang, ging elk half uur, een plaats waar we na Tangkahan heen wilden gaan. Na lang twijfelen (het meisje was ondertussen al met een minivan vertrokken) besloten we om ook eerst naar Bukit Lawang te gaan.

Na zeker een kwartier onderhandelen met de buschauffeur (en twee andere jonge mannen die zich overal mee bemoeiden) stapten we in de minivan naar Bukit Lawang, maar nadat we al onze spullen in de auto hadden gezet en ons gevraagd werd om te betalen, werd ons het dubbele van de onderhandelde prijs gevraagd. Dus alle spullen weer uit de auto, waarna de twee mannen riepen dat onze prijs ook goed was. De buschauffeur riep ons echter toe dat hij niet (meer) akkoord ging met onze prijs, waardoor we besloten te wachten tot de volgende bus. De buschauffeur van dat busje ging gelukkig wel snel akkoord met onze prijs en de prijs bleef hetzelfde toen we in de minivan stapten. De twee andere mannen kwamen opnieuw naar ons toe en vroegen ons hen te betalen, maar aangezien wij geen idee hadden wat hun rol was in deze handel, wilden we het geld alleen aan onze chauffeur geven, die moest ons immers brengen. Zo gezegd, zo gedaan (al ging al het geld meteen naar die twee mannen en een andere man die bij de halte zat). Onderweg stopte de minivan nog verschillende keren en wachtte daar net zo lang tot er iemand kwam die mee wilde (heeeet zonder airco en geen wind meer van het rijden!). Het werkte wel, want uiteindelijk zat de minivan propvol! Het eerste stuk van de weg was prima, maar het laatste uur zaten er veel gaten en bochten in de weg.

Eenmaal aangekomen in Bukit Lawang werden we met een scootertje met zijspan van de bushalte naar het dorp langs de rivier gebracht. We hadden nog niet geboekt want zowel in Tangkahan als Bukit Lawang kon je de meeste hotels niet via internet boeken (er was hier ook bijna nergens internet). We hadden daarom in de Lonely Planet gekeken welk hotel ons leuk leek en werden daar door een hele vriendelijke gids naar toe gebracht. We hadden natuurlijk net een hotel gekozen dat meer dan twintig minuten lopen was, maar het dorp was zo leuk om door heen te lopen! Alle huizen, restaurants en hotels waren pal langs de rivier gebouwd en vlak daarachter was een enorme hoge wand van jungle. Omdat het weekend was, was het erg druk en veel locals kwamen op binnenbanden van vrachtwagens de rivier af sjezen.


Ons hotel zag er heel mooi uit. We hadden een grote kamer en vanaf ons balkon uitzicht op de tuin, de rivier en de muur van jungle. De douche was koud en ook de stroom viel wel is uit, maar dat was (bijna) overal in het dorp en vonden we helemaal niet erg.

Na een tropische stortbui hadden we lekker gegeten in het hotel en ’s avonds een tour geboekt bij de gids die ons naar het hotel bracht, hoewel we niet zeker wisten of hij met ons mee ging of één van de andere gidsen uit het dorp. We hoopten van wel, want hij was erg vriendelijk, grappig en kon goed Engels. We zouden een jungletocht maken van 5 tot 6 uur en zouden opzoek gaan naar de Orang Oetans (en andere apen), tussendoor lunchen (die nam de gids voor ons mee) en in ongeveer 45 minuten teruggaan met een raft (aan elkaar geknoopte binnenbanden) over de rivier.

De tour was super!!! We hadden inderdaad dezelfde gids, werden al na een half uur omsingeld door een groep van meer dan vijftig makaken (die helemaal niet schuw waren), hebben tien Orang Oetans gezien, Thomas Leaf Monkeys, heel lekker geluncht (nasi uit een bananenblad, kroepoek en ananas), we zaten tijdens de lunch langs een mooi beekje waardoor het een stukje koeler was, hebben een schildpad in het beekje ontdekt, zijn opnieuw omsingeld door makaken toen zij onze ananas doorkregen, hebben heel veel geklauterd (en geglibberd) en konden ter afsluiting nog lekker zwemmen in de rivier en relaxen op de raft (helaas geen foto’s van de rafttocht want de camera zat opgeborgen in een waterdichte tas). De jungle was geweldig en toen we door het dorp dobberden, voeren we langs de huizen, onder touwbruggen door en zagen we mensen die de was deden en hun haren wasten in de rivier. De laatste meters in de raft begon het zacht te druppen en net toen we de raft uitstapten, brak

een stortbui uit. Wat hadden wij een geluk! We hebben geschuild in een restaurantje en biertjes gedronken tot de bui (en al het onweer) over was. Toen we ongeveer anderhalf uur later aankwamen bij het hotel hadden we overal spierpijn en konden niet wachten om ons bed in te duiken. De stroom was uitgevallen (door het onweer was een boom op een elektriciteitskabel gevallen), maar die deed het de volgende ochtend weer.

Na onze tweede nacht in Bukit Lawang, hadden we een dagtocht geboekt naar Tangkahan. We reden in een 4WD auto over een weg vol gaten (soms zelfs ongeplaveid) en deden er ruim twee uur over. Het was die dag heel regenachtig en als we de auto niet hadden kunnen delen met het Nederlandse stel dat we de vorige dag hadden ontmoet tijdens de jungletocht, hadden we de tocht naar Tangkahan per motor geboekt (we hadden er niet eens bij stil gestaan dat zo’n regenachtige dag ook tot de opties behoorde, tot nu toe was het steeds één bui per dag). Op weg naar Tangkahan bleek één van de bruggen stuk te zijn, waardoor we niet naar de overkant konden. Onze chauffeur (een jongen van twintig) praatte even met wat mensen die bij de brug stonden en vertelde ons met een bescheten gezicht dat we een stukje terug moesten en dan door de rivier heen naar de overkant moesten rijden. Eenmaal bij de oversteek aangekomen, vroeg hij nog twee keer aan het tegemoetkomende verkeer of we wel door de rivier konden rijden en na bevestigend antwoord (en nog een minuut stil gestaan te hebben bij de rivier) staken we over. Het was geen probleem! De rivier was ondiep en de stroming zwak. Vanaf de oversteek was het nog een klein uurtje rijden naar Tangkahan. In Tangkahan zat een olifantenopvang voor mishandelde olifanten, waar mensen de olifanten konden wassen in de rivier. Toen we aankwamen, zagen we de olifanten al in het weiland staan (en er was zelfs een kleintje bij!). Even later wandelden de olifanten staart aan staart (een commando dat ze hadden geleerd) naar de rivier en mochten wij er achter aan

lopen. De olifanten gingen (ook op commando) de rivier in en zelfs op commando onder water (al hadden ze daar soms geen zin in). Nadat de olifanten zichzelf hadden afgespoeld (vooral die kleine was enthousiast), gingen de olifanten dicht langs de kant op hun zij liggen zodat wij ze met grote borstels konden wassen. De olifant die wij mochten wassen, was zwanger en soms voelde je de baby (heel bijzonder!!). En nadat alle olifanten schoon geschrobd waren, waren wij aan de beurt: de olifanten gaven ons een douche met hun slurf. Terwijl de grote olifanten ons helemaal nat spetterden, probeerde ook het kleine olifantje ons een douche te geven (ze kwam alleen niet eens tot onze voeten!). Na alle waterpret, mochten we de olifanten bananen voeren. Het kleine olifantje was heel slim want terwijl ik foto’s aan het maken was, pakte ze snel de tros bananen die ik achter Pep had neergelegd, haha! Na het voeren, hebben we ons gauw afgedroogd en zijn we met dezelfde chauffeur teruggereden naar Bukit Lawang. De brug was inmiddels gemaakt, dus hoefden we niet opnieuw door de rivier (tot opluchting van de chauffeur). We kwamen aan in het donker, hebben nog gegeten bij ons hotel en zijn toen naar bed gegaan.

De volgende dag zijn we met een minivan naar Berastagi vertrokken. Een stadje hoog in de bergen, aan de voet van twee grote (actieve) vulkanen. Het was hier een stuk kouder (15 graden) dan in Bukit Lawang (30 graden), maar gelukkig was er wel één warme douche waar je voor weinig geld kon douchen. We konden de eerste dag niet meer naar de Sibayak vulkaan omdat het al te laat was en de tweede dag was het heel bewolkt, regenachtig en was er onweer voorspeld. We twijfelden of we wel naar boven moesten gaan aangezien het vanwege het onweer niet veilig was en er sowieso waarschuwingen waren voor de Sibayak vulkaan omdat er veel mensen verdwaalden en zelfs een aantal was overleden. We vroegen het de eigenaresse van het hotel en zij dacht dat het wel veilig was.
Ze liet ons nog even zien hoe we moesten lopen en met poncho’s en een paraplu gingen we op pad.

Wat een tocht was dat! Vanaf het hotel liepen we al de berg op en het duurde twee en een half uur en flink wat korte regenbuien (poncho aan, poncho uit) voor we boven waren. Halverwege de klim twijfelden we al of niet terug zouden lopen (mijn benen waren zo moe!), maar we waren nu al zo ver dat we wel door moesten! Eenmaal boven hoorden we in de verte gerommel en we hielden goed in de gaten waar de donkere wolken heen gingen. Er was bovenop de vulkaan namelijk nergens beschutting. In de krater van de vulkaan waren meerdere geisers en het rook ontzettend naar zwavel en om de vulkaan heen lag een dikke laag wolken (heel gaaf!). De eigenaresse van het hotel had gezegd dat we via dezelfde weg terug konden lopen, maar op het kaartje dat we van haar hadden gekregen en in de Lonely Planet stond aan de andere kant van de vulkaan een ander pad naar

beneden getekend. In de Lonely Planet stond dat het een lange trap naar beneden was, maar dat de trap moeilijk te vinden was. Na even zoeken, zagen we een paar treden, daarna rotsen en verderop weer een paar treden. We hadden het pad gevonden! Maar al gauw bleek dat er niet meer zo veel over was van de trap (door een vulkaanuitbarsting), waardoor we ontzettend moesten klauteren. Het pad was heel smal geworden door de dichte begroeing, maar we bleven traptreden zien, al waren die helemaal kapot en verschoven (we wisten dus zeker dat we goed liepen!) en zagen verse voetsporen. Het klimmen en klauteren werd alleen steeds erger en het was spekglad geworden door de regen.

Nadat we na twee uur eindelijk op een bijna vlak stuk aankwamen (het dal waar we moesten zijn), was het nog dik een half uur lopen door bamboe (en oh wat waren we moe!!). En toen begon het ook nog te regenen. We probeerden zo hard mogelijk te lopen en omdat het zo glad was (en we dus half glibberend, half rennend de berg af kwamen sjezen), kregen we ontzettend de slappe lach. Dit was totdat we een flits zagen en binnen een seconde een enorme klap hoorden. Het onweerde en het was héél dichtbij (het deed pijn aan onze oren). Nog steeds half rennend, kwamen we eindelijk uit de dichte begroeiing en zagen we een weg! We werden een beetje raar aangekeken, maar we waren veilig aangekomen in het dorp (en we wisten zeker dat we niet op de Lonely Planet konden vertrouwen en dat we dit nooit meer zouden doen!).

Vanaf het dorp konden we met een bus terug naar Berastagi. De bus zou tot 16.00 uur naar Berastagi rijden, het was 15.15 uur, dus we waren gelukkig nog op tijd. De bus was alleen nergens te bekennen en de mensen in het dorp konden geen Engels. Na meer dan een half uur wachten (vergezeld door wat kids en een hond), besloten we verder te lopen naar een grote weg (deze weg liep door tot Berastagi). We hoopten dat we onderweg de bus zouden treffen (er was toch maar één weg naar het dorp) en anders een taxi of lift naar Berastagi te kunnen krijgen. We moesten alleen nog 3 kilometer lopen voor we op de grote weg waren. Na al vijf uur gelopen te hebben, konden we onze benen bijna niet meer bewegen dus die drie kilometer was echt héél lang! En, of course, kwam de bus, twintig meter voor de tweesplitsing (letterlijk!), vanuit het dorp waar we vandaan kwamen. Hij stopte nadat we wenkten en vanaf daar was het nog een kwartier rijden naar Berastagi, waar we de hele avond met de voetjes omhoog hebben gezeten.

De volgende dag zijn we aan het begin van de middag met een minivan naar het Tobameer gereden, het diepste meer van de wereld en het grootste meer van Zuidoost-Azië. De chauffeur stopte bij een uitzichtpunt (wauw!) en zette ons af in Parapat waar we met de ferry

naar Samosir eiland zijn gevaren. Ons hotel lang in Tuk Tuk, pal aan het meer en was heel mooi! We hebben er drie nachtjes geslapen, een scooter gehuurd om het eiland te verkennen, mooie houten traditionele batakhuizen gezien, heerlijk gegeten, lekker gezwommen in het meer en vooral gechilld.

De laatste dag zijn we weer naar het vaste land gevaren en met de minivan naar Medan gereden, waarvandaan we naar Jakarta zijn gevlogen. Hier bleven we één nachtje waarna we aan het begin van de middag al weer naar Yogyakarta vlogen. Als we ons van te voren beter hadden ingelezen, hadden we een directe vlucht naar Yogyakarta geboekt (Jakarta was dé stad op Java om over te slaan), maar daar

kwamen we helaas pas achter nadat we de vlucht al hadden geboekt en we (pas een paar dagen voordat we naar Java gingen) de planning voor Java en Bali maakten. Toen was de vlucht niet meer kosteloos om te boeken, bleken de vluchttijden van Medan naar Yogyakarta ongunstig en was het zelfs goedkoper om een nacht in Jakarta te slapen en een extra vlucht te boeken naar Yogyakarta. Maar ja, kunnen we toch zeggen dat we in de hoofdstad van Indonesië hebben geslapen, haha!

In Yogyakarta hadden we een heel mooi hotel geboekt dat buiten de stad lag, mét een zwembad en een shuttle service van en naar het hotel vanaf het vliegveld en van het hotel naar het centrum (mits het busje beschikbaar was). We sliepen hier vijf nachten. De eerste dag kwamen we aan het eind van de middag aan, werden we opgehaald met de shuttlebus en hebben we in een Indonesisch restaurant vlakbij het hotel gegeten (dit was dan ook het enige restaurant in de buurt, haha). Het was een hele hippe tent, helemaal leeg, het personeel kon bijna geen Engels en de helft van de gerechten op kaart was er niet, maar na veel wijzen naar de verschillende plaatjes op de menukaart konden we toch iets bestellen wat ons lekker leek. We zaten in de tuin van het restaurant, in het donker met een olielampje en achter ons in het weiland allemaal vuurvliegjes. Erg romantisch!! Het eten kwam snel (gelukkig, want er zaten veel muggen, iets minder romantisch) en was lekker! Daarna zijn we weer naar ons hotel gesneld om Deet op te doen en onze klamboe op te hangen.

De tweede dag wilden we lekker lunchen in de stad en het centrum van Yogya bekijken. De shuttelbus zou rond 13.00 uur terug zijn, waarmee ze ons naar een Italiaan konden brengen die goede recensies had op Tripadvisor. Jammie, wat hadden we daar veel zin in na al die rijst! De shuttlebus was er alleen om 14.00 uur nog niet (hij bleek in de file te staan) en de receptionist wist niet wanneer het busje terug zou zijn (en ondertussen hadden we al zo veel honger!). Uiteindelijk hebben we een taxi laten komen, bij de Italiaan gegeten en zijn we vanaf daar naar het centrum gelopen waar we een uur of twee doorheen zijn geslenterd. We zijn naar de markt geweest, waar ze heel veel bijzonder snoep verkochten en schoolkinderen in de rij stonden bij de kraampjes (super grappig!), vrouwen kipspiesjes barbecuede en we hebben veel paard en wagens gezien. Aan het eind van de middag zijn we teruggereden met de taxi en hebben we ’s avonds bij het hotel gegeten. Het hotel had helaas geen restaurant (en dat terwijl het een prachtig terras had aan het zwembad en een keuken waar ze het ontbijt bereidden, zou dus echt super kunnen zijn!) en het restaurant waar we de avond ervoor hadden gegeten was best duur, dus hadden we kant en klare mie van het hotel besteld en … het was heerlijk!

De derde dag wilden we naar de Prambanan, het grootste Hindoe-Javaanse tempelcomplex van Indonesië. Er was die dag helaas wel héél veel regen, maar we zijn begin van de middag gewoon gegaan: met onze poncho’s, een parapluutje van onszelf (dat we al in Maleisië hadden gekocht) en een grote paraplu die we van het hotel mochten lenen. We werden door het shuttlebusje naar een bushalte gebracht vanwaar we met drie verschillende bussen in ongeveer anderhalf uur naar de Prambanan zijn gereisd.

Toen we aankwamen regende het opnieuw pijpenstelen, maar toen we na een kwartier lopen (op onze slippertjes), bij het tempelcomplex waren, miezerde het alleen nog een beetje en het was gelukkig niet koud. We liepen eerst naar de belangrijkste tempel, de Lara Jonggrang, die er ondanks, of misschien wel juist door de regen, heel gaaf uit zag; alles was grauw en donker, maar de paraplu’s in felle kleuren zorgden voor een scherp contrast!

Qua stijl deed het ons een beetje denken aan de Angkor Wat in Cambodja en we vonden de tempel erg mooi met heel veel details.

Op het terrein stonden ook nog een aantal kleinere tempels, waar we nog net voor het donker heen konden lopen. Sommige tempels waren niet meer dan ruïnes, terwijl andere nog bijna helemaal heel waren. Gaaf! Toen we terugliepen naar de bushalte begon het weer te gieten, haha, maar gelukkig hadden we onze paraplu's en poncho's nog!

We wilden weer terug naar de halte waar we waren afgezet met de shuttlebus, aangezien die halte midden in een wijk lag met restaurantjes (inclusief de Italiaan waar we de dag ervoor hadden gegeten). Helaas kwamen we daar niet uit. De shuttlebus had ons vanmidag namelijk niet afgezet bij de halte waar hij zei dat hij ons zou afzetten, maar bij een halte dichter bij het hotel (en dichtbij de restaurants). Hierdoor kwamen we, toen we naar de bushalte reden die het personeel van het hotel had genoemd, helemaal niet uit waar we wilden uitkomen. Na drie kwartier lopen in de regen waren we er nog niet en er waren nergens taxi’s te bekennen in dit gedeelte van de stad. Uiteindelijk kwamen we weer langs een bushalte en zijn we met een andere bus naar de halte gereden waar we al die tijd al heen wilden. Daarvandaan was het nog ongeveer een kwartier lopen naar de Italiaan. Moe en nat van de regen genoten we extra van onze

pizza’s en hebben we onszelf nog verwend met een toetje: tiramisu! We zijn die avond met de taxi terug naar ons hotel gereden.

De volgende ochtend moesten we heel vroeg op, we gingen de zonsopkomst vanaf de Borobudur bekijken. We werden om 04.00 uur ’s ochtends opgehaald en moesten vanaf het hotel nog anderhalf uur rijden. We konden om 05.30 uur naar binnen en zijn toen meteen naar de tempel gesneld. De zon was namelijk al een klein beetje op. De tempel kwam al gauw in zicht en boven de Borobudur was een regenboog te zien, heel gaaf! Eenmaal boven hing er een oranje gloed over de tempel en kon je de vulkaan in de verte heel goed zien, echt super mooi! Toen we net boven waren, was het nog erg rustig, maar na aan half uur werd het heel druk en kwamen zelfs klassen vol kinderen naar de tempel. Veel kinderen hadden nog nooit witte mensen gezien, dus wij waren heel bijzonder! Sommige kinderen,

maar ook veel volwassenen, wilden met ons op de foto en keken hun ogen uit. Dit was heel leuk (totdat we met meer dan twintig verschillende mensen op de foto waren geweest en we nee moesten zeggen om ook nog wat van de tempel te kunnen zien)! Nadat de zon helemaal op was, hebben we op de verschillende verdiepingen van de tempel gelopen en hebben we uiteindelijk in een restaurantje beneden ontbeten. Om half tien zijn we weer vertrokken, zijn we naar ons hotel gereden, nog gauw ons bed in gedoken en hebben we de rest van de dag in en bij het zwembad gelegen.

Omdat de zwembaddag ons zo beviel (en we alle must see’s van Yogya al hadden gezien), werd onze laatste dag ook een zwembaddag: heerlijk!

De dag erna zijn we ’s ochtends om zes uur met de shuttlebus naar het vliegveld gebracht en naar Denpasar op Bali gevlogen.


Vanuit Denpasar zijn we direct met de taxi naar Ubud gereden, het cultureel centrum van Bali. We hadden een hotel midden in de stad geboekt, met zwembad, in de buurt van leuke restaurants en winkeltjes en heel dichtbij bezienswaardigheden. We zouden hier drie nachten slapen, maar vonden de sfeer zo fijn, dat we uiteindelijk nog een nacht extra zijn gebleven!

Het was even zoeken en we waren vrij laat aangekomen dus hebben de eerste dag alleen kunnen avondeten in Ubud. Het was een drukke stad met veel winkeltjes en restaurantjes dus we hadden volop keus. Na even rondgelopen te hebben, kwamen we in een heel leuk restaurant terecht met live muziek waar we tot een uur of tien ’s avonds hebben gezeten.


De tweede dag zijn we eerst naar de Pura Taman Saraswati tempel geweest (nog geen kwartier lopen van ons hotel). De hindoeïstische tempel lag aan een vijver vol lotusbloemen en was echt heel mooi!
Daarna zijn we naar de Campuhan Ridge Walk gelopen. Een pad boven op een heuvel met niets anders dan groen om je heen! Omdat het heel heet was, zijn we halverwege weer teruggelopen en hebben we onderweg in een restaurantje geluncht.

Na de lunch zijn we teruggelopen naar een klein bordje dat we al eerder hadden gezien waarop stond: ‘Ubud Ricefields (50 m)' en kwamen we via een heel smal paadje (en zeker meer dan 500 meter later) op een geweldige rijstplantage! Het was hier heerlijk koel en we hebben hier denk ik wel een uur (helemaal in ons eentje) rondgelopen voor we weer terug zijn gegaan naar ons hotel (het was namelijk zo chill om via de smalle paadjes door de rijstvelden te struinen en

letterlijk meer dan honderd foto's te maken omdat het zo mooi was).

De derde dag hebben we na de lunch een scooter gehuurd en zijn we vanaf Ubud naar Batur gereden, een vulkaan met een groot meer. De tocht zelf was al super leuk! We kwamen langs rijstvelden (weer super mooi!), leuke dorpjes, veel houtbewerking en kwamen uiteindelijk bij de vulkaan. We werden vlak voor de vulkaan staande gehouden en moesten 65.000 Indonesische Rupiah betalen, meer dan we voor de scooter voor die hele middag hadden betaald (50.000)! Je moest dit betalen om op de weg te rijden die uitzicht had op de vulkaan (je kon niet eens naar de vulkaan zelf toe) en de auto’s en bussen met toeristen (en natuurlijk alle Indonesiërs) mochten gewoon doorrijden. Het stond verder ook nergens aangegeven, dus we vonden het vrij dubieus en natuurlijk te duur. Daarom reden we weer terug, maar al na 200 meter zag ik een afslag naar een restaurant die ook leek uit te komen op de weg langs de vulkaan. Ik stapte van de scooter om te

kijken of we hier misschien konden doorsteken, en jawel hoor, het kon! Dus zo hebben we uiteindelijk toch de vulkaan gezien en hij was heel gaaf: de vulkaan zelf was helemaal zwart met daarom heen veel groen en aan de voet van de vulkaan lag een heel groot blauw meer. Na een paar stops langs de weg om hem te bewonderen, zijn we dezelfde weg weer teruggereden en kwamen we net na zonsondergang terug bij het hotel.

De vierde en laatste dag in Ubud hebben we heerlijk niks gedaan. Beetje in het stadje gelopen, winkeltjes gekeken en gezwommen in het zwembad van het hotel. ’s Avonds hebben we in Café Lotus gegeten, een restaurant dat uitzicht had op de Pura Taman Saraswati tempel en de vijvers met lotusbloemen (waar we eerder al naar toe geweest waren). Voor de tempel was een soort podium gemaakt en werden elke avond traditionele Balinese dansvoorstellingen gegeven en we

hadden zo’n geluk die avond! De voorstelling zou over een half uur beginnen en er was nog een tafeltje vrij waarvandaan je best goed naar het podium kon kijken (al was het heel ver weg). We hebben een rijsttafel besteld (jammie!) en konden na de voorstelling nog heel dichtbij komen om de kostuums van de danseressen te bewonderen.

De volgende dag zijn we met een minivan naar Padang Bai gereden, een klein vissersdorpje aan de oostkust van Bali. We hadden opnieuw een hotel met zwembad (luxe!) en zowel de Blue Lagoon als Hidden beach waren op loopafstand (15 minuten en 35 minuten lopen). Omdat we ’s ochtends al waren vetrokken konden we ’s middags nog naar het strand en we wilden eerst naar de Blue Lagoon.

Maar helaas, het strand was niet zoals aangeven! Het strand was niet meer dan twee meter breed en zelfs dat zand was nat (terwijl het eb

was), het was niet meer dan vijftig meter lang en het was heel vies. We zijn daarom meteen weer teruggelopen en doorgelopen naar the Hidden Beach.

Hidden Beach was moeilijk toegankelijk (je kon er sowieso niet met de auto komen en met de scooter zou wel kunnen als je over een ongeplaveid smal steil pad durfde te rijden, haha). Na een flinke klim (en steile daling), vingen we een eerste glimp op van het strand en het zag er fantastisch uit!

Het strand was bijna helemaal wit, wat bijzonder was voor dit gebied vanwege de vele vulkanen en de donkere (grijs/zwarte) stranden, maar had wel allemaal donkere strepen van vulkaanzand. Er waren een paar kleine simpele eettentjes, weinig mensen en een helder blauwe zee. We hebben hier de hele middag gezeten en ’s avonds in het dorp gegeten.


De tweede dag hebben we in en bij het zwembad gezeten en heeft Pep nog wat gewerkt en de derde dag zijn we weer naar Hidden Beach gelopen.

Vanuit Padang Bai zijn we met een busje naar Sanur gereden, een toeristische kustplaats in het zuidoosten van Bali. We zijn die middag vanuit het hotel naar het strand gelopen, waar het super rustig was en de boulevard met veel restaurants en winkeltjes bijna helemaal verlaten was (niet echt gezellig). Daarnaast lagen er kwalletjes in het water dus hebben we niet gezwommen. Beetje een tegenvaller, haha!

De tweede dag hebben we een scooter gehuurd en zijn we verder naar het zuiden gereden waar we de Uluwatu tempel hebben bekeken, een tempel die hoog op een klif lag (heel gaaf!) en zijn we naar een strand

gereden dat erg populair was bij surfers (Padang Padang Beach) waar we hebben gezwommen en hebben geluncht in een tentje op het strand. De lucht werd alleen al heel gauw donker en er was regen en onweer voorspeld dus zijn we na de lunch weer naar het hotel gereden (ongeveer 2 uur scooteren), maar wel zonder nat te worden!

De derde dag vlogen we naar Australië, maar onze vlucht ging pas om 23.40 dus we hadden nog de hele dag! Gelukkig mochten we van de receptionist de hele dag bij het zwembad blijven chillen en zijn we rond een uur of zes met de taxi naar het vliegveld gereden. Op naar ons volgende avontuur!

Share your travel adventures like this!

Create your own travel blog in one step

Share with friends and family to follow your journey

Easy set up, no technical knowledge needed and unlimited storage!

Contact:
download from App storedownload from Google play

© 2024 Travel Diaries. All rights reserved.