Els & Xavier in Puglia

Als laatste streek van onze reis, en ook als laatste hoofdstuk van deze blog, hebben we nog 4 dagen de Gargano bezocht. Dit is het uitstekende hielspoor van de laars van Italië en het meest noordelijke deel van Puglia.

Ons verblijf
Opnieuw zijn we er met ons gat in de boter gevallen... niet letterlijk, want dan zou ik moeten zeggen dat we met ons gat in de olijfolie zijn gevallen. We overnachtten namelijk 4 nachten in ‘Torre Bruno’, een Masseria op een heuvelrug vol olijfbomen naast het stadje Carpino.

Els Mannekens

6 chapters

11 Sep 2021

De Gargano

October 08, 2021

|

Carpino

Als laatste streek van onze reis, en ook als laatste hoofdstuk van deze blog, hebben we nog 4 dagen de Gargano bezocht. Dit is het uitstekende hielspoor van de laars van Italië en het meest noordelijke deel van Puglia.

Ons verblijf
Opnieuw zijn we er met ons gat in de boter gevallen... niet letterlijk, want dan zou ik moeten zeggen dat we met ons gat in de olijfolie zijn gevallen. We overnachtten namelijk 4 nachten in ‘Torre Bruno’, een Masseria op een heuvelrug vol olijfbomen naast het stadje Carpino.

Een Masseria is een grote boerderij waar aan landbouw of veeteelt gedaan wordt, in ons geval dus olijfteelt. De eigenaars van Torre Bruno hebben de oude toren en het gebied errond zo’n 10 jaar geleden gekocht om er van de olijfteelt olijfolie te produceren en deze te verkopen. Hun gebied is zo’n 12 ha groot en ze hebben ondertussen 3000 olijfbomen staan. Dit aantal willen ze zelfs nog uitbreiden. Aangezien het een aantal jaren duurt voor zo’n boom een deftige oplage heeft aan olijven (een gezonde grote boom geeft zo’n 100 Kg olijven per jaar, goed voor zo’n 15 L olijfolie) zijn ze om die tijd te overbruggen ook een gastenverblijf gestart, wat in dit geval ‘Agriturismo’ noemt. Het slapen bij de boer en het kunnen eten van gerechten gemaakt met lokale producten van op het land. Hiervoor hebben ze de toren volledig gerestaureerd en uitgebouwd tot een B-en-B, met de mogelijkheid om er ‘s avonds ook te kunnen eten.
Aangezien je in de Gargano vele km’s aflegt overdag, omdat het een erg uitgestrekt gebied is en de wegen niet altijd gemakkelijk zijn,

vooral ‘s nachts, hebben we ervoor gekozen om elke avond a la casa te eten i.p.v. in restaurants.

Onze kok van dienst was Lucia, la mama van de familie, een dynamische vrouw van in de vijftig, met een passie voor koken. Telkens we iets over het eten vroegen, of als ze zelf wilde uitleggen wat het menu zou zijn, begon ze met hand en tand uit te leggen hoe haar recepten in mekaar zaten... in het Italiaans. We hebben de essentie eruit kunnen filteren, denken we, en het was erg aanstekelijk! Het ontbijt was elke ochtend hetzelfde (elk een croissant, een stukje confituurtaart, een cappucino en biscotjes met confituur + een vers geperst sinaasappelsapje), maar ‘s avonds kregen we elke avond een 5 gangen menu, dat elke avond anders was. We hebben geen 2 keer hetzelfde gerechtje gegeten. De 5 gangen bestonden uit 3 verschillende voorgerechten (3 antipasti), dan een pastagerecht (een primi piatti) en een hoofdgerecht (een secondo piatti). Onnodig te vertellen dat het meeste van de gerechten met hun eigen olijfolie was klaargemaakt.... hmmm!!!

Puglia heeft zijn eigen pastasoort, de orecchiette, die lijken op kleine oortjes of oorvormige schelpjes. Deze kunnen worden geserveerd met vleesjus, broccoli, spek, champignons of raapstelen, of gewoon met tomatensaus en parmezaanse kaas. Lucia maakte zelf haar orechiette schelpjes... Op een dag kwamen

we terug van onze uitstap en zagen we de klaargemaakte orecchiette liggen op de tafel in de eetzaal... ze lagen er te drogen/te luchten, ook waarschijnlijk om te demonstreren hoe het eruit ziet, versgemaakt. Maar ook andere pasta maakte ze zelf. Ze toonde ons dan zelfs de tools die ze ervoor gebruikte. Geen gebrek aan enthousiasme en culinaire informatie hier!

De locatie van Torre Bruno was mooi, zo tussen de glooiende heuvels vol olijfbomen. Je had vanuit de toren, vanuit onze kamer dus, een prachtig zicht op de heuvels rondom en op het nabijgelegen stadje Carpino, waar we bij de bakkerij (bij Bettina) soms foccacia gingen kopen om mee te nemen als lunchpakket. Beneden was er ook een stuk gazon, met tafeltjes en stoelen, waar je altijd kon gaan zitten om te genieten van de omgeving. In dat geval werd je per definitie aangepord door de huisdieren om hen te aaien, t.t.z. 2 honden en 3 (rosse) katten... allen met een heeeeeel hoge aaifactor en -wens. Wie trouwens zegt dat Xavier geen kattenmens is, moet na dit verblijf zijn mening herzien. De 3 katten waren gewoon dol op hem! ;-)

Naast Lucia hebben we ook Emilio gezien, de oudste zoon van de familie, die halftijds een job had in een fabriek waar ze motoren voor FIAT maakten, en die halftijds de olijfteelt bereddert op Torre Bruno en zijn moeder helpt als er meerdere gasten zijn. Hij sprak behoorlijk goed Engels, dus dat maakte de communicatie wat

gemakkelijker. Hij heeft veel verteld over het familiebedrijf en wat hun plannen zijn voor de toekomst... zeer fijne mensen!

Maar wat valt er nog allemaal te beleven in de Gargano, behalve het eten van la mama in Torre Bruno? Wel... er is weer veel te doen en te zien, en ook hier hebben we weer wat proberen afwisselen tussen kust en binnenland, tussen natuur en cultuur/religie. Volgens de gidsen die we op voorhand hebben bestudeerd, zijn er weer heel wat pittoreske steden en dorpjes te vinden in de Gargano, maar om eerlijk te zijn... een mens kan daar ook wat overdosis van voelen, dus waren we minder geneigd van deze op te zoeken en meer geneigd om ons weer door de natuur te laten leiden.

De kustlijn
Natuurlijk is de volledige Gargano omringd door zee, t.t.z. van noord, via oost naar zuid. In het noorden heb je een behoorlijk platte kust, met 2 zoute grote meren (Lago di Lesina en lago di Varano) waarin men, naar het schijnt, paling kweekt, met daarnaast vooral zandstranden tussen Rodi Garganico, Peschici en Vieste. In het oosten bevindt zich een meer spectaculaire kustlijn, tussen Vieste en Mattinata. Aangezien we niet zo‘n zonnekloppers zijn, hebben we besloten deze laatste te verkennen.

We zijn afgezakt naar een kleine baai in de buurt van Mattinata, dat Vignanotica noemt, waar we een wandeling op de kliffen hebben gemaakt, volgend op een wandeling naast de kliffen op het strand. Het is knap om de structuur van het gesteente van dichtbij te zien, het is erg gelaagd, het lijkt wel een lasagne van witte krijtsteen, afgewisseld met roodbruin marmer. Heel indrukwekkend.

Vervolgens zijn we verder gereden, de hele kustlijn af tot in Vieste, waar het panorama veranderde in grote zandstranden. Een mens zou

van minder goesting krijgen in een rustpauze om even op adem te komen...

Het bos
Het binnenland van de Gargano bestaat uit bergen, tot 800 m hoogte, met vooral bos. Het is eigenlijk 1 groot uitgestrekt natuurpark en bevat het grootste loofbos van Italië, het Foresta Umbra. Dit bos is eveneens door UNESCO als werelderfgoed beschermd. We wisten niet goed hoe we het ons moesten voorstellen, maar als het door UNESCO is beschermd, dan moet het wel de moeite zijn...
Dus hebben we de stapschoenen nog eens aangetrokken en hebben we ook daar een deftige wandeling gemaakt van een 10-tal km, waarin 300 m klimmen en 300 m dalen aan te pas kwam. Onze vaststelling: een heel groot Zoniënwoud, maar dan met veel meer reliëf.
Het grootste voordeel was opnieuw dat we er duidelijk buiten seizoen waren. Op de hele wandeling zijn we maar 1 ander koppel tegen gekomen... voor de rest bevonden we ons helemaal alleen in het eindeloze bos.

Eigenlijk hebben we beseft dat, als we ons van Carpino naar andere delen van de Gargano begaven, we in feite continu door dit bosgebied reden via relatief kleine wegen die niet altijd in supergoede staat zijn. Het feit dat er veel hoogteverschillen te overbruggen zijn, van berg tot berg, maakt dat de wegen ook erg kronkelig zijn en vaak in zig-zag lopen... dit was soms wel wat vermoeiend, vooral voor Xavier als chauffeur.
Dit werd dan echter weer gecompenseerd door de mooie omgeving, het groen, de uitzichten, en de dieren die we op de weg tegenkwamen. Hier en daar waren herders met schapen of geiten, gevolgd door hun honden die de kudde begeleidden. Deze honden liepen meestal los, ook op straat. En er waren ook veel boerderijen en weilanden tussen de bossen, waar koeien graasden. Hun graslanden waren echter niet gesloten, dus ook kwamen we regelmatig koeien tegen op straat... het gras aan de kant van de weg leek vaak veel malser dan dat in hun weiden.


Een pelgrimstocht
Over de hele lengte van de Gargano, van west naar oost, loopt een pelgrimsroute die heel wat bedevaartsoorden aandoet, de Via Sacra Langobardorum, ooit gecreëerd door de Longobarden die meer mensen in contact wilden brengen met de cultus van Sint Michiel. Het werd een drukke route voor pelgrims en langs de route werden kerken, kloosters, herbergen en nederzettingen gebouwd.

Het begint bij San Marco in Lamis, waar een klooster staat ‘Convento di Santa Maria di Stignano’ en wat verder het ‘Santuario di San Matteo’. Het op een fort lijkend klooster zou over een tand beschikken van de heilige apostel Mattheus, plus een kostbare bibliotheek en een museum (dat niet open leek te zijn).

Wat verder bevindt zich San Giovanni Rotondo waar het heiligdom van Padre Pio zich bevindt. Het pronkstuk van dit bedevaartsoord is de hypermoderne kerk ‘la Chiesa di Padre Pio’ die in 2004 werd voltooid door een wereldbekende architect Renzo Piano. Er zijn zitplaatsen voor 6500 mensen en 30000 personen kunnen buiten staan... dat moesten we toch wel eens bekijken!
Padre Pio was een kapucijner monnik die zijn leven wijdde aan God en aan de zorg voor zieken. Hij heeft ervoor gezorgd dat er een goed ziekenhuis kwam met bekwame dokters, omdat er anders in de Gargano nauwelijks mogelijkheid was tot degelijke verzorging. Hij overleed in 1968 en werd in 2002 heilig verklaard. Een van de verhalen is dat hij in 1918 de stigmata kreeg tijdens het bidden... een heleboel mirakels zijn vanaf dan aan hem toegekend. Bij zijn overlijden echter waren er geen sporen te zien van die stigmata... voer voor speculatie. In elk geval, er komen jaarlijks wel 7 miljoen

pelgrims naar zijn graf kijken. Zijn lichaam is in de moderne kerk te bezichtigen in een weelderig aangeklede crypte. Naar het schijnt denken vele gelovigen dat de zelf zo simpele man zich zou omdraaien in zijn graf bij het tentoon spreiden van zoveel pracht en praal. Een omstreden plek dus.

Nog wat verder bevint zich een oude abdij van Santa Maria di Pulsano die dateert van de 12de eeuw. Er zijn hermitages van heremieten in de rots uitgehouwen en sinds 1997 wordt de plek door een groep monniken geleid. We zijn er via een weggetje van 8 km lang naartoe gereden, maar stonden voor een gesloten deur en mochten rechtsomkeer maken. De huisvesting hebben we dus niet gezien, wel het landschap ernaartoe.

Vlakbij bevindt zich dan verder de stad Monte Sant’Angelo, met een fort en het ’Santuario di San Michele Arcangelo’. Het verhaal gaat dat aartsengel Michaël hier in de 5de eeuw enkele keren is verschenen. Karel I van Anjou gaf opdracht tot de bouw van een klokkentoren, die in 1274 startte. Zo wilde Karel de aartsengel bedanken voor zijn verovering van Zuid-Italië in die tijd. Het heiligdom bevindt zich in een grot, die je via de kerk betreedt. Je begeeft je dan via een trap uit de 13de eeuw naar een ondergrondse basiliek.
Eerlijk gezegd, eens we daar aangekomen waren, na onze volledige pelgrimstocht die er al aan voorgegaan was, hadden we vooral zin in een lekker Italiaans ijsje en in rust. We hebben dus eventjes rond het fort en de kerk gelopen om enkele indrukken op te doen, maar we zijn niet meer binnengegaan. Waarschijnlijk een overdosis aan heiligdommen die dag. ;-)

Zo kom ik tot aan het einde van dit hoofdstuk, maar ook van deze blog. Het leidt ons terug naar Torre Bruno, waar we na een lange dag verkenning telkens weer terug konden vallen op een warm welkom door de poesjes en de honden, op een zalig lekkere douche, en op Lucia die ons glimlachend met allerlei lekkers stond op te wachten... een echte Italiaanse mama.

De laatste avond kregen we 3 cadeautjes van Lucia: een verse granaatappel uit de tuin, een zakje verse amandelnoten uit de tuin, en een pot zelfgemaakte kweeperenconfituur. Ik denk wel dat ze ons ook leuk vond. En toen we vertrokken, bij ons afscheid, gaf ze me een boeketje met daarin verse takjes rozemarijn, laurier, tijm, lavendel, oregano en in het midden een mooie oranje roos. Een geurig tuinboeketje dus.... Het heeft de vliegreis overleefd en staat nu midden op onze eettafel.

Leve Lucia! Leve de olijven! Leve de olijfolie! Leve Torre Bruno!

Share your travel adventures like this!

Create your own travel blog in one step

Share with friends and family to follow your journey

Easy set up, no technical knowledge needed and unlimited storage!

Contact:
download from App storedownload from Google play

© 2024 Travel Diaries. All rights reserved.