De zee slaat zachtjes tegen de rotsen. De contouren van de bergen aan de andere kant van het water. Een groep zeehonden ligt te rusten op een rotsplateau dat boven het water uitsteekt. Ik wandel vijf dagen lang langs de Moray Firth, een inham van de zee nabij het Schotse Inverness.
Laat in september zijn de bloemperken van Forres niet meer zo kleurrijk als in de zomer, maar het is nog altijd duidelijk waarom dit dorp vele prijzen ontving als ‘bloemendorp’. Het is druilerig weer en de enige mensen op straat haasten zich van hun auto naar de supermarkt en terug. Ik loop op mijn gemak naar Sueno's Stone, een zeven meter hoge rechtopstaande steen met keltische kunst erin gebeiteld. Kilometers lang loop ik langs de doorgaande weg het dorp uit. Ik zie vooral glooiende akkers, militair oefenterrein en huizen.
Pas nabij het kustdorp Findhorn bereik ik de zee. De zilte geur en de krijsende meeuwen brengen me terug naar de strandvakanties uit mijn kindertijd. Ik volg het Moray Coast Path de duinen in, waarna ik dichter bij de zee kom en van boven de kliffen neerkijk op het strand. Aan de ene kant duiken Jan van Genten in de golven, aan de andere kant heerst de rust van het dennenbos. Het pad leidt het bos in, waar paddenstoelen kleur geven aan de struikerige ondergroei van de dennenbomen. De zee blijft me lokken, dus ik verlaat het pad en loop het laatste deel naar het dorp Burghead volledig langs de waterlijn.
Ik verlaat het kustdorp Burghead met de wind in mijn rug. De zee ligt er kalm bij en ook de kustlijn is liefelijker dan die van de vorige dag. Het pad lijkt een oude treinrail te volgen, perfect recht, lekker vlak en over een spoorbrug. Ik kan Hopeman, het volgende dorp op mijn route, al aan de horizon zien liggen. De strandhuisjes in kleurrijke pasteltinten vormen een groot contrast met de grijze woningen in het dorpje. De kust wordt ruiger naarmate ik verder loop. Sommige stranden zijn dankzij de hoge kliffen niet bereikbaar voor wandelaars. Waar mogelijk verlaat ik het pad om met mijn schoenen door het zand te sloffen. Voor verdwalen hoef ik niet bang te zijn, want zolang ik de zee blijf volgen kom ik vanzelf op het eindpunt aan. Een witte vuurtoren torent boven de duinen uit, het teken dat ik Lossiemouth bereik.
De straten van Lossiemouth zijn uitgestorven en de paar horecagelegenheden nodigen niet echt uit om er plaats te nemen. Er zijn weinig toeristen aanwezig in dit jaargetijde en de lokale bewoners zijn waarschijnlijk aan het werk. Nabij de haven zien de gebouwen er gezelliger uit, maar tegen de tijd dat ik die bereik, heb ik het volgende strand al gespot. Ik steek de monding van de Lossie-rivier over naar het zand. De wind is bij het vormen van de duinen een handje geholpen door de bewoners. Zij zetten er oude treinstellen neer, die nu niet meer te zien zijn, maar nog altijd de basis van de duinen vormen.
Na een tijdje gaat het zandstrand over in grindstrand, dat zo zwaar loopt dat ik op het randje van de duinen ga lopen. Kilometers lang zie ik niets dan een natuurlijk gevormde heuvelrug van grind aan de ene kant en bos aan de andere kant. Ik voel me helemaal alleen op de wereld, al herinneren de vele bunkers en de rij betonblokken me eraan dat deze plek vele mensen gezien heeft. Bij een groep witgekalkte huisjes verlaat het pad de kust de heuvel op naar het dorp Garmouth.
Een oude spoorlijn leidt me onder herfstige bomen weer naar de kust. Over een indrukwekkende stalen spoorbrug steek ik de snelstromende Spey-rivier over. Ik volg de rivier naar haar monding bij het Dolphin Center. Het informatiecentrum is gesloten en na lang turen over zee kan ik concluderen dat ook de dolfijnen vandaag niet aanwezig zijn. Het pad loopt verder een door een storm gehavend dennenbos in.
Ik ben blij dat het windstil is, want de bomen lijken een mikado-stapel die elk moment in kan storten. Gelukkig bereik ik het dorpje Portogordon zonder hersenschudding. Dit dorpje is minder grijs dan eerdere dorpen langs de route, al kunnen de boten in de haven wel een flinke lik verf gebruiken. Ik vervolg mijn weg langs de kust, waar ik een groep van bijna dertig zeehonden op een rotsplateau zie rusten. Het liefst was ik de dieren urenlang blijven bewonderen, maar mijn Bed & Breakfast-host in Buckie wacht op mij.
De laatste dag op de Moray Coast Trail is al veel te snel aangebroken. Ik hoop op een spectaculaire afsluiter, maar geef de hoop op als ik over het industrieterrein naar de rand van het dorp loop. Gelukkig is dit niet representatief voor de schoonheid van de rest van de etappe. Vrijwel direct buiten het dorp zie ik de eerste zeehonden van de dag. Niet veel later bereik ik het dorpje Findochty, dat veruit mijn favoriete dorp langs de kust is. Een wit kerkje op een heuvel, dat boven witte huisjes met brede kozijnen in vrolijke kleuren uitsteekt.
Oudere vrouwen maken een praatje op straat en begroeten me met een nieuwsgierige blik wanneer ik langs loop. Ik volg de route-aanwijzers langs kliffen en vele spectaculair gevormde rotsen in het water. De bekendste van deze rotsen, de Bow Fiddle Rock, heeft zelfs een gat zoals een oog in een naald. Met de wind in mijn haren blijf ik de kust volgen, helemaal tot mijn eindpunt Cullen. Vlak voordat ik het dorp bereik, loop ik de laatste kilometers over het strand. Ik kijk terug op vijf dagen uitwaaien in een landschap dat voor mij niet onderdoet voor de ruige heuvels in het binnenland.
Wil jij deze route ook lopen? Lees dan deze blog vol praktische tips.
Voeg eenvoudig verhalen toe aan je dagboek in onze online editor of app
Voeg je afbeeldingen toe en kies je pagina-indelingen
Deel je reis in realtime zonder gedoe!