Droge kalksteenplateaus, hoge kliffen en groene dalen. Droogstenen boerenschuren, dorpsruïnes en oude mijnen. Het Unesco Geopark de Causses du Quercy in het noorden van Occitanië is een walhalla voor wie van geologie, natuur en cultuur houdt. De ‘causses’ zijn de kalksteenplateaus, waar door rivieren zoals de Lot en de Célé dalen en grotten uit gesleten zijn. In de afgelopen honderden tot duizenden jaren hebben mensen het landschap verder gevormd tot wat het nu is. Hier, meer dan 100 kilometer ten noorden van Toulouse, maakte ik op vier wandelroutes een reis terug in de tijd.
Paulien van der Werf
Om mij heen zie ik weiden waar schapen met zwarte ‘maskertjes’ zich te goed doen aan het groene voorjaarsgras. Dit lokale schapenras, de ‘caussenardes’, is perfect aangepast aan het harde leven op de droge kalksteenplateaus. Aan weerszijden van mijn pad staan droogstenen muurtjes, zoals die hier al eeuwenlang gemaakt worden. Ik volg een 7,4 kilometer lange educatieve wandelroute bij Espédaillac.
De wandeling begint op de ‘brink’ van het dorp, die me aan mijn Drentse roots doet denken. Ook hier staan oude boerderijen en oude schapendrinkbakken die duidelijk maken dat het boerenleven hier al lang het dagelijks leven bepaalt. Hier ontcijferde ik het eerste Franse informatiebord van velen. Ik leer onderweg over kunstmatige meertjes, door de mens gegraven in de kalksteenplaat van de Causse, die bedoeld waren om toch wat water voor mens en dier vast te houden. Niet te missen zijn de ‘caselles’, karakteristieke droogstenen hutten, die in vrijwel elk weiland staan. Deze 19e-eeuwse hutten dienden als schuilstallen, kippenhokken of opslagschuren.
Tip: wil je meer caselles bewonderen? Wandel ook het 6,7 kilometer lange circuit des caselles de Marcilhac.
Hoog tegen de kliffen in de groene vallei van de Célé-rivier slenter ik door het oude Sauliac-sur-Célé. Hier lag in de 10e eeuw al een dorpje met een kasteel. Eeuwenlang ging het leven hier zijn gangetje, tot het dorp tussen 1860 en 1910 langzaam leegliep. Steeds meer inwoners verhuisden voor het gemak naar het lager gelegen nieuwe Sauliac-sur-Célé. Tegen de klif was de ruimte te beperkt om boerenbedrijven uit te breiden en de nieuwe weg langs de rivier maakte het nieuwe dorp toegankelijker. De oude gebouwen raakten in verval tot de prachtige ruïnes waar ik nu langs loop.
Ik volg een 4 kilometer lange wandelroute door het fotogenieke, vervallen dorp. De ruïnes van het Engelse kasteel torenen hoog uit boven het nieuwere Chateau de Géniès in het groene dal. Aan het straatje liggen opgeknapte huizen met pastelblauwe luiken, rode daken en weelderig groene tuinen. Hoger op de heuvel wijzen oude caselles en een dolmen (de lokale variant van de Drentse hunebedden) op het vroegere boerenleven.
Zo droog als het op de plateaus is, zo vochtig en vruchtbaar is het langs de Lot-rivier. Vanuit het dorpje Bouziès maak ik een wandeling over deze chemin de halage. Niet ver van de parkeerplaats leidt de route me door een uitgehakt pad in torenhoge kliffen die uit de rivier op lijken te rijzen. Dit één kilometer lange jaagpad werd in 1845 met de hand uitgehakt om het leven van de locals makkelijker te maken. Hun platbodemschepen met onder meer steenkool, graan en wijn konden zo voortaan door mensen en trekdieren tegen de stroming in voortgetrokken worden. Het jaagpad is nu een geliefd wandelpad, met onderweg een dertig meter lang uit de wand gehakt kunstwerk van Daniel Monnier. Zijn lijnenspel symboliseert de rivier en de flora, fauna en fossielen uit de omgeving.
Er is meer historie te zien langs dit wandelpad. Al vrij snel heb ik uitzicht op het Château des Anglais, dat net als vele andere kastelen in de regio tegen een rotswand gebouwd werd. Wie het pad lang genoeg blijft volgen, komt uit in het middeleeuwse dorp Saint-Cirq-Lapopie. Het dorpje is met recht een van de Plus beaux villages de France. Smalle straatjes tussen oude panden, een oude kerk en een kasteelruïne vanaf waar je neerkijkt op het oude centrum. Ik struin langs de ambachtswinkeltjes en geniet op een zonnig dakterras van een verfrissend drankje.
Ik passeer een door planten overgroeide boerderijruïne en sta ineens voor een groot gapend gat in de grond. Dit moet de phosphatière, zoals de (voormalige) fosfaatmijnen in Frankrijk genoemd worden, zijn. Tussen de Lot- en Aveyron-rivieren liggen honderden van deze phosphatières. Miljoenen jaren geleden werden ingestorte grotten gevuld met klei en dierenresten. Door natuurlijke processen ontstond er fosfaat in verschillende vormen, die in de 19e eeuw gemijnd werden. Hierbij vermorzelden de mijners fossiele botten van onder meer sabeltandtijgers (34 tot 27 miljoen jaar oud) en krokodillen (53 tot 34 jaar oud).
Langs de wandelroute sentier karstique de l'igue de Crégols ligt dus zo’n oude mijn, die inmiddels weer helemaal overgenomen is door de natuur. De bodem is bedekt door een groen bladerdek van de bomen die op de blijkbaar nog altijd vruchtbare bodem groeien. De omgeving is al net zo groen. Ik wandel tussen droogstenen muren door het bos. Af en toe vang ik een glimp op van de beboste heuvels in de omgeving. Hoeveel wandelkilometers ik tijdens mijn trip ook afleg, de diversiteit in landschappen blijft me verbazen.
Tip: wil je meer leren over de phosphatières en de fossielen die daar gevonden zijn? Volg een rondleiding in de Phosphatières du Cloup d'Aural.
Deze special is tot stand gekomen in samenwerking met Explore France en Lot, Aveyron, Lozère – Buitengewoon genieten. Meer reisinspiratie over deze regio vind je op onze themapagina Buitengewoon genieten in Lot, Aveyron en Lozère >
Voeg eenvoudig verhalen toe aan je dagboek in onze online editor of app
Voeg je afbeeldingen toe en kies je pagina-indelingen
Deel je reis in realtime zonder gedoe!